Celtherapie is het toedienen van levensvatbare, vaak gezuiverde cellen in het lichaam van een patiënt om beschadigd weefsel te laten groeien, te vervangen of te herstellen voor de behandeling van een ziekte. Een verscheidenheid van verschillende soorten cellen kan worden gebruikt in celtherapie, met inbegrip van hematopoietische (bloedvormende) stamcellen, skeletspier stamcellen, neurale stamcellen, mesenchymale stamcellen (volwassen stamcellen die differentiëren in structuren als bindweefsel, bloed, lymfevaten, bot en kraakbeen), lymfocyten, dendritische cellen, en alvleesklier eilandjescellen.
Celtherapieën kunnen autoloog zijn, wat betekent dat de patiënt cellen uit zijn eigen lichaam krijgt, of ze kunnen allogeen zijn, wat betekent dat de patiënt cellen van een donor krijgt. Allogene celtherapieën worden vaak “off-the-shelf”-therapieën genoemd, omdat zij afkomstig zijn van een donor die niet de patiënt is, zodat voorbereiding vooraf mogelijk is en de patiënt ze onmiddellijk tot zijn beschikking heeft op het moment dat ze nodig zijn.
Veel celtherapieën die momenteel worden ontwikkeld, maken gebruik van geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSC’s). In tegenstelling tot uit embryo’s afgeleide pluripotente stamcellen zijn dit volwassen cellen die genetisch opnieuw zijn geprogrammeerd in een pluripotente toestand, waardoor zij een van de vele celtypen in het lichaam van een patiënt kunnen worden. Deze technologie kan de ontwikkeling mogelijk maken van een onbeperkt aantal van een specifiek type menselijke cellen die nodig zijn voor therapeutische doeleinden.