In zijn regering zette Karel de Grote de administratieve machinerie van zijn voorgangers voort en systematiseerde deze. Hij stond toe dat veroverde volkeren hun eigen wetten behielden, die hij waar mogelijk codificeerde, en hij vaardigde vele capitularia uit (verzameld in de Monumenta Germaniae historica). Een opmerkelijke verwezenlijking was de invoering van een systeem waarmee hij zelfs in de meest afgelegen landen toezicht kon houden op zijn bestuurders; zijn missi dominici waren persoonlijke vertegenwoordigers met ruime bevoegdheden die regelmatig de hun toegewezen gebieden controleerden. Hij streefde naar de opleiding van de geestelijkheid en oefende meer directe controle uit op de benoeming van bisschoppen en hij trad op als scheidsrechter in theologische geschillen door concilies bijeen te roepen, met name dat van Frankfurt (794), waar het adoptionisme werd verworpen en sommige van de decreten van het Tweede Concilie van Nicea (zie Nicea, Tweede Concilie) werden veroordeeld. Hij stimuleerde de buitenlandse handel en onderhield vriendschappelijke betrekkingen met Engeland en met Harun ar-Rashid. In 813 wees Karel de Grote zijn zoon Lodewijk I aan als medekeizer en zijn opvolger en kroonde hem te Aken.
Het hof van Karel de Grote te Aken was het centrum van een intellectuele renaissance. De paleisschool, onder leiding van Alcuin, werd beroemd; talrijke scholen voor kinderen van alle klassen werden ook opgericht in het hele keizerrijk tijdens de regering van Karel de Grote. Het behoud van de klassieke literatuur werd door zijn initiatieven bevorderd. Prominente figuren van de Karolingische renaissance waren o.a. Paulus de Diaken en Einhard.
- Inleiding
- Koning der Franken
- Keizer van het Westen
- Verwezenlijkingen van zijn heerschappij
- Karakter en invloed
- Bibliografie