‘Ik denk dus ik ben.
Dit legendarische citaat van Descartes lijkt misschien vaag en verwarrend, maar het was een realisatie die voortkwam uit zijn unieke, subjectieve benadering van de filosofie.
Rene Descartes was een 17e-eeuws filosoof, en een felle rationalist. In een tijd waarin de meeste filosofen hun theorieën bekrachtigden met een beroep op God, geloofde Descartes maar in één ding: de menselijke kracht van de logica.
Descartes had een enorm vertrouwen in wat introspectie, geleid door definitie, goede argumenten en helderheid van denken, kon bereiken. Hij geloofde dat veel van wat er mis was met de wereld werd veroorzaakt door verkeerd gebruik van ons verstand door verwarring, slechte definities en onbewuste onlogica.
Het levenswerk van Descartes was erop gericht ons verstand beter toe te rusten voor de taak van het denken. Om belangrijke vragen op te lossen, geloofde Descartes dat men grote problemen in kleine, begrijpelijke delen moest verdelen door middel van scherpzinnige, heldere vragen. Hij noemde dit zijn ‘methoden van twijfel’, die tegenwoordig meestal worden aangeduid als denken vanuit de eerste beginselen.
We raken vaak verward door lastige vragen als ‘Wat is bewustzijn?’, grotendeels omdat we niet genoeg tijd besteden aan het opsplitsen van deze grote vragen. Om de aard van het bewustzijn te begrijpen, moet men de hersenen opsplitsen in zijn kleinste componenten, de neocortex, hypothalamus, cortices, traktaten en meer.
Als we ervoor kiezen om nog dieper te gaan, kunnen we kijken naar de neurale circuits en berekeningen die plaatsvinden op het niveau van individuele neuronen. En dat is alleen maar als we ervoor kiezen om alleen naar de hersenen te kijken.
Descartes geloofde fundamenteel in het baseren van al onze ideeën op individuele ervaring en rede, in plaats van autoriteit en traditie. In zijn grootste boek ‘Vertoog over de Methode’ dat in 1637 werd gepubliceerd, legde hij uit hoe hij ertoe was gekomen het te schrijven:
‘Lang geleden heb ik de studie der letteren geheel opgegeven, vastbesloten om geen andere kennis te zoeken dan die welke in mijzelf of in het grote boek van de wereld te vinden was, heb ik mijn jeugd doorgebracht met reizen, waarbij ik hoven en legers bezocht, mij mengde onder mensen van verschillende temperamenten en rangen, verschillende ervaringen opdeed, mijzelf op de proef stelde in situaties die het geluk mij bood, en steeds persoonlijk nadacht over alles wat op mijn weg kwam om er enig profijt uit te trekken.
Men zou kunnen zeggen dat Descartes een onconventionele jeugd heeft gehad!
Door zijn unieke jeugd en ervaringen kwam hij tot de conclusie waar hij het meest bekend om staat.
Nadat hij had nagedacht over welke waarheden hij absoluut kon afleiden, redeneerde hij dat de enige waarheid die hij absoluut zeker kon weten, was dat hij bestaat, want als dat niet zo was, zou hij niet kunnen denken.
Het was bedoeld als Descartes’ ultieme antwoord op een vraag waarin filosofen soms misschien onredelijk geïnteresseerd raken, namelijk: ‘Hoe kan men weten dat iets, inclusief zichzelf, werkelijk bestaat en niet een of andere droom of hersenschim is?’
Op zijn zoektocht naar zekerheid rond deze vraag of het misschien allemaal een droom is
Descartes begon met de constatering dat onze menselijke zintuigen zeer onbetrouwbaar zijn. Hij kon er bijvoorbeeld niet op vertrouwen dat hij zou weten of hij werkelijk in zijn kamer in zijn kamerjas bij een vuur zat, of dat hij er alleen maar van droomde.
Maar één ding kon hij zeker weten: hij kon erop vertrouwen dat hij werkelijk aan het denken was.
Deze extreme vorm van vragen stellen, ook wel cartesiaans scepticisme genoemd, is niet bedoeld als een praktische oefening, maar eerder als een filosofische. In ons dagelijks leven is het veel zinvoller om gewoon aannames te doen over zo’n beetje alles, omdat die aannames, ongeacht of ze waar zijn of niet, ons in staat stellen tot conclusies te komen.
Wanneer we ons echter richten op een minder zekere uitdaging, zoals het begrijpen van de aard van de werkelijkheid of het oplossen van een moeilijk probleem, zijn veronderstellingen niet voldoende – we hebben objectieve waarheden nodig, of in ieder geval iets dat daar dicht bij in de buurt komt.
Hieruit volgt dat het geen verrassing is dat Descartes zo’n grote invloed had op de wetenschap en de wiskunde. Zijn verlangen om objectieve waarheid te zoeken leidde hem tot de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode en verschillende belangrijke wiskundige concepten (waaronder het cartesiaanse raster, analytische meetkunde, en meer), die allemaal vandaag de dag over de hele wereld worden gebruikt.
Descartes was een man die zijn leven lang op zoek was naar de ultieme, objectieve waarheid, en die onderweg opmerkelijke ideeën ontwikkelde. Hoewel het in twijfel trekken van alles en nog wat een gemakkelijke manier is om in een put van hopeloosheid te belanden, is het een geweldige oefening om je vermogen om kritisch te denken te ontwikkelen, dus probeer het eens uit.