Het doel van de studie, uitgevoerd in de jaren 2011-2013, was het bepalen van het niveau van gastro-intestinale parasieten infectie bij Nieuw-Zeelandse Witte konijnen, gehouden in het Experimentele Station van de Universiteit van Landbouw in Krakau. De studie toonde konijnen protozoaire infectie met het geslacht Eimeria, die – gebaseerd op de sporulatie methode – tot de volgende soorten behoren: E. magna, E. media, E. perforans, E. stiedae en E. irresidua. De hoogste prevalentie van infectie, evenals de intensiteit van de oöcystenproductie (OPG – oöcysten per gram feces), werd geconstateerd voor E. magna en E. media – respectievelijk 31,4% (19477,3 OPG), en 40,0% (14256,07 OPG). De besmetting van konijnen met Eimeria spp. verschilde aanzienlijk van jaar tot jaar. Wat de productie van oöcysten betreft, was het besmettingsniveau sterk verbonden met de leeftijd van de konijnen, en was hoger bij jonge dieren. Het bereik van de infectie was echter het hoogst bij volwassen dieren. Onder de nematoden werd de Passalurus ambiguus spoelworm regelmatig gevonden (prevalentie bereikte 21.9%), andere soorten – Trichuris leporis, en Graphidium strigosum werden zelden waargenomen. De algemene besmetting met nematoden verschilde niet van jaar tot jaar. Evenals in het geval van Eimeria waren oudere individuen vaker met nematoden geïnfecteerd. We zagen enkele trends in de productie van oöcysten/eieren van parasieten; de protozoaire oöcysten werden vaker aangetroffen in fecesmonsters die ’s avonds werden verzameld, terwijl de nematoden-eieren ’s morgens vaak voorkwamen. Deze situatie kan verband houden met het verschijnsel van coprofagie bij zoogdieren van de orde Lagomorpha. De resultaten van de studie geven aan dat vooral coccidiose door de jaren heen permanent een belangrijk probleem vormt in de onderzochte konijnenhouderij.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.