Onderzoekers van de Universiteit van Oxford hebben een studie gepubliceerd die belangrijke nieuwe inzichten geeft in ons begrip van deze ‘Eerste Amerikanen’, die vóór de laatste ijstijd de reis vanuit oostelijk Eurazië hebben gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat de massale komst van de mens samenviel met de “catastrofale teruggang” van de nu uitgestorven grote dieren, waaronder kamelen, paarden en mammoeten.
De massale komst van mensen viel samen met de ‘catastrofale afname’ van nu uitgestorven grote dieren, waaronder kamelen, paarden en mammoeten
Op basis van een krachtige statistische benadering is het internationale team, onder leiding van professor Tom Higham van Oxford, directeur van de Oxford Radiocarbon Accelerator Unit, School of Archaeology, erin geslaagd een chronologisch kader op te stellen voor de komst van mensen naar Noord-Amerika – en hun verspreiding over het continent.
Dit toonde aan dat mensen lang voor eerdere schattingen aanwezig waren – voor, tijdens en na het ‘Laatste Glaciale Maximum’, het hoogtepunt van de ijstijd, toen de temperaturen daalden tot hun laagste niveau in tienduizenden jaren. Maar het onderzoek toont ook aan dat ze over zee moeten zijn gekomen, in plaats van over een landbrug.
Volgens professor Higham ‘stelt een combinatie van nieuwe opgravingen en de modernste archeologische wetenschap ons in staat een nieuw verhaal over de kolonisatie van Amerika bloot te leggen. De eerste Amerikanen kwamen uit Oost-Eurazië, en het lijkt erop dat er een verrassend vroege volksverhuizing naar het continent heeft plaatsgevonden.
‘De mensen die naar deze nieuwe landen reisden, moeten per boot zijn gekomen, omdat de noordelijke delen van Noord-Amerika tot 13.000 jaar geleden ondoordringbaar waren en afgesloten van Oost-Eurazië door een enorme ijskap.
De ontdekking dat hier meer dan 30.000 jaar geleden mensen woonden, doet een reeks belangrijke nieuwe vragen rijzen over wie deze mensen waren, hoe ze leefden, hoe wijdverspreid ze waren en, uiteindelijk, wat hun lot was
‘De ontdekking dat hier meer dan 30.000 jaar geleden mensen woonden, doet een reeks belangrijke nieuwe vragen rijzen over wie deze mensen waren, hoe ze leefden, hoe wijdverspreid ze waren en, uiteindelijk, wat hun lot was.
Toen de tijdlijn voor de mens bovendien werd vergeleken met data die werden verkregen voor uitgestorven dieren, bleek uit de analyse dat de menselijke expansie in deze warmere periode ongeveer gelijktijdig plaatsvond met de verdwijning van deze dieren. Het team suggereert dat een toename van de menselijke populatie verband lijkt te houden met een significante invloed op de catastrofale afname van deze grote megafauna.
Een van de teamleden, Dr. Lorena Becerra-Valdivia (nu aan de Universiteit van New South Wales), zegt: ‘De bewoning van de Amerika’s was een complex en dynamisch proces…Wat duidelijk is, is dat de mens ruim vóór eerder aanvaarde data aanwezig was op het continent. Maar pas rond 14.700 jaar geleden werden deze mensen duidelijker zichtbaar in de archeologische gegevens, waarschijnlijk als gevolg van een toename van de bevolking.
Het lijkt ons waarschijnlijk dat de mensen…een ‘mislukte kolonisatie’ vertegenwoordigen, een die waarschijnlijk geen genetisch detecteerbare erfenis heeft achtergelaten in de huidige Eerste Amerikaanse bevolking
Naast dit onderzoek heeft een ander team, onder leiding van Dr. Ciprian Ardelean, van de Universiteit van Zacatecas, Mexico, en de Universiteit van Exeter, de resultaten bekendgemaakt van een tien jaar durende opgraving van een hooggelegen grot in Chiquihite, Centraal-Mexico. Volgens Dr. Ardelean “lijkt het ons waarschijnlijk dat het volk van Chiquihuite een “mislukte kolonisatie” vertegenwoordigt, een kolonisatie die wellicht geen genetisch waarneembare erfenis heeft achtergelaten in de huidige bevolking van Eerste Amerikanen.
Dr Jean-Luc Schwenniger, die aan het hoofd staat van Oxford’s Luminescence Dating Laboratory aan de School of Archaeology, merkt op: ‘Onze betrokkenheid bij de datering van deze buitengewone site gaat bijna tien jaar terug en om nu eindelijk de resultaten gepubliceerd te zien is enorm bevredigend….de publicatie van deze nieuwe ontdekkingen en bevindingen, die lang gevestigde opvattingen aan het wankelen brengen en in twijfel trekken, vergde extra veel ijver, onderzoek, geduld en doorzettingsvermogen.’
De resultaten van Oxford zijn gebaseerd op honderden dateringen die zijn verkregen van 42 archeologische vindplaatsen in Noord-Amerika en Beringia (de oude landbrug die het continent met Azië verbindt). Het team maakte gebruik van een statistische benadering die bekend staat als Bayesiaanse leeftijdsmodellering, uitgevoerd op software (OxCal) die in Oxford is ontwikkeld door professor Christopher Bronk Ramsey. De analyse schat het begin van menselijke bewoning op verschillende plaatsen, evenals het begin van drie verschillende tradities van stenen werktuigen in deze regio’s. Data werden statistisch gecombineerd met stratigrafische informatie van de afzettingen om het begin en het einde van menselijke bewoning op elk van de vindplaatsen te schatten en vervolgens ruimtelijk over het continent uitgezet. Het werk in Oxford werd gefinancierd door de Natural Environment Research Council (NERC; subsidie NF/2017/1/2), Merton College, Santander, en het Clarendon Fund. Dit laatste fonds zorgde ook voor de financiering van de paper getiteld: “The timing and impact of the earliest human arrivals in North America”.