“Na de viering van het concilie versterkte de keizer … de muren van Byzantium en verfraaide gebouwen, en maakte het gelijk aan het keizerlijke Rome, en gaf het zijn naam Constantinopel, en beval dat het het Tweede Rome zou worden genoemd. De wet werd gegraveerd op een zuil in het Strategium, bij het ruiterstandbeeld van de keizer.”

(Socrates Scholasticus, Kerkgeschiedenis, hoofdstuk 16)1

Het Romeinse Rijk is een van de meest eminente staten in de wereldgeschiedenis, en misschien wel de langst bestaande (753 v.Chr. tot 1453 n.Chr.). Zijn centraliteit en opvatting over het begrip hoofdstad lagen aan de basis van onze opvatting over hoofdsteden en regeringszetels vandaag de dag. Rome was natuurlijk de stichtende stad en de eerste hoofdstad van het Rijk, en werd gevolgd door het Nieuwe Rome (Constantinopel). Maar de werkelijkheid is complexer en andere steden waren wel degelijk gastheer van de Romeinse “hoofdstad-zijn”, zoals we later zullen zien. In dit artikel zullen we de hoofdsteden van het Romeinse Rijk in kaart brengen zoals de Romeinse burgers ze zelf zagen. Eerst een theoretische vraag over ons onderwerp: wat is een hoofdstad eigenlijk? En hoe definieerden de Romeinen die? Wat was het Romeinse Rijk eigenlijk?

ROMAANSE HOOFDSTAD

Er bestaat geen alomvattende definitie van wat een hoofdstad is. In het algemeen is een hoofdstad een stad die privileges heeft over andere steden in een bepaald politiek systeem. Gewoonlijk (maar niet altijd) zetelt in een hoofdstad de regering van het land. De moderne definitie lijkt voort te komen uit de Grieks-Romeinse traditie en die in de Codex van Justinianus. In AD 533 geeft de Deo Auctore, eerste voorwoord van de Digest van keizer Justinianus, een duidelijke definitie van wat een hoofdstad is, een stad die voorrang heeft boven andere binnen hetzelfde lichaamspolitiek:

Wij staan u echter geenszins toe om in uw verhandeling wetten op te nemen die in oude werken in onbruik zijn geraakt; aangezien Wij slechts wensen dat de juridische procedure de overhand krijgt die het vaakst is toegepast of die sinds lang de gewoonte is in deze weldadige Stad; in overeenstemming met het werk van Salvius Julianus, die verklaart dat alle staten de gewoonte van Rome moeten volgen, dat het hoofd van de wereld is, en niet dat Rome het voorbeeld van andere staten moet volgen; en onder Rome moet niet alleen de oude stad worden verstaan, maar ook onze eigen keizerlijke metropool, die bij de gratie Gods onder de beste voortekenen is gesticht.

De hoofdstad is dus de plaats of nederzetting van waaruit het centrale soevereine gezag van een landsdeel wordt uitgeoefend. In de wereld van vandaag zijn alle hoofdsteden steden of dorpen: maar dat was niet het geval in de wereld van het verleden, waar veel politieke structuren nomadisch waren of waar de zetel van de regering op verschillende plaatsen “rondzwierf”.

Bedekken onze definities nu alle hoofdsteden en regeringszetels, en ook alle in de voorbije tijdperken? We moeten wel wijzen op de spatio-temporele differentiatie in het spectrum van hoofdsteden in ruimte en tijd: het in kaart brengen van kapitalen en hoofdsteden is soms een non distributio medii, maar het is noodzakelijk ergens te beginnen met in kaart brengen en dan later de nodige nuances aan te brengen om fouten te beperken. Later dit jaar of volgend jaar zullen we ook een eigen post publiceren over het in kaart brengen van de hoofdsteden van vandaag, met alle nuances en beschouwingen over de kwestie.

De REPUBLIEKSE EN MONARCHISCHE ROMANSE STAAT

De oude Romeinse formule Senatus Populusque Romanus was de beschrijving van de Romeinse Republiek omdat de Senaat en het Volk de twee pijlers van de soevereiniteit waren. Later werd de Keizer de vertegenwoordiger van het Volk ten opzichte van de Senaat, aangezien deze laatste de senatoriale klasse van de elite vertegenwoordigde. In de pre-keizertijd waren de Romeinse vergaderingen de bewaarders van de soevereiniteit en bestonden zij uit de burgers. Na de opkomst van het keizerlijk establishment werden de soevereine bevoegdheden van de vergaderingen overgedragen aan de keizer, en sommige aan de senaat. Met andere woorden, het SPQR-motto ging nu Rome vertegenwoordigen in zijn diarchie: de Keizer van het Volk, en de Senaat van de elite. Het republikeinse karakter was niet in strijd met de monarchie: dit onderscheid is modern en had toen geen enkele zin. Het republikeinse karakter van de Romeinse Staat bleef dus bestaan tot minstens het jaar 1204 en misschien tot 1453.

Hoe is een stad soeverein over andere? Over welke bevoegdheden moet een Romeinse hoofdstad beschikken om soeverein te zijn over de gehele rest van het corpus rei publicae? De Romeinse politieke instelling was complex en het ontbreekt ons aan ruimte om dit in één bericht uit te leggen. Niettemin kunnen we zeggen dat het soevereine deel van het Romeinse politieke lichaam rond twee centra draaide: het eerste is de beraadslagende vergadering die de belangen van de regerende elite vertegenwoordigde, de Senaat/Senatus/Σύγκλητος; en het tweede is de keizerlijke instelling, de keizer Augustus, Imperator/Αυτοκράτωρ of de Augustus/Αύγουστος (Σεβαστός). De eerste vertegenwoordigde de gevestigde orde, de tweede de “volksklasse”. Hierin wordt de oude formule van de Senatus Populusque Romanus, de Senaat en het Volk van Rome, concreet. Beide centra liepen in elkaar over en waren zo met elkaar verbonden dat het soms moeilijk is te onderscheiden wat tot de eerste behoorde en wat tot de tweede. Het was ook gebruikelijk om beide partijen in conflict te zien. Toch werkte de Romeinse staat in het algemeen in een ellips met twee centra van zijn lichaamspolitiek: de keizer zelf was de “eerste burger” van de Senaat/Princeps Senatus/Πρώτος της Συγκλήτου. Het is duidelijk dat de keizers hun titels ontleenden aan die van de Staat.

De BENAMINGEN VAN DE ROMANSE STAAT

Op de eerste plaats moeten we erop wijzen dat gestandaardiseerde staatsnamen en politieke benamingen het resultaat zijn van de moderniteit en de Westfaalse-logica. Zo kon in de tijd van de Romeinse Staat (tot 1453 na Christus) elke staat talrijke officiële namen hebben, afhankelijk van de politieke of juridische context, en zij werden alle als legitiem beschouwd. In de loop van de geschiedenis zijn alle namen die voor de Romeinse Staat werden gebruikt, voortgekomen uit de

De Romeinse Staat stond bekend als de Res publica Romana/Ῥωμαίων Επικράτεια. De meest eigenlijke naam van het politieke systeem was de Republiek van het Romeinse Volk/Res publica Romanorum/Πολιτεία τῶν Ῥωμαίων: het was officieel een Republiek. De keizerlijke dimensie werd in de internationale betrekkingen van het Rijk bevestigd als Imperium Romanum/Ἀρχὴ τῶν Ῥωμαίων. Sommige bronnen spreken van Authority of the Romans/Auctoritas Romanorum/Eξουσία τῶν Ῥωμαίων wanneer het de juridische context van de staat betreft.

In de context van de internationale betrekkingen stond het Rijk bekend onder de naam van het militaire staatshoofd en zijn volkssoeverein, de Keizer, en de soevereine macht die hij/zij over de staat uitoefende, het imperium/αυτοκρατορία, aldus stond het Rijk bekend als het Imperium Romanum/Αυτοκρατορία Ῥωμαίων. Sinds mensenheugenis stond de keizer in het Oosten bekend als Basileus/Βασιλεύς (letterlijk “vorst”). Het Rijk stond toen bekend als de Basileia Rhomaion/Βασιλεία Ῥωμαίων, Rijk der Romeinen; Heraclius voegde de titel formeel toe aan zijn traditionele keizerstitel toen hij rond 630 Jeruzalem binnenging met het Ware Kruis na zijn oorlog met Perzië2.

In alle tijden was de meest gebruikte naam voor het Rijk door zijn eigen inwoners en in de populaire en juridische context Roemenië/Ῥωμανία, dat wil zeggen “Romanland” of Land van de Romeinen3. Er zijn ook andere namen die in sommige perioden gangbaar waren, zoals het zeer gangbare Ηγεμονία Ῥωμαίων (Het Romeinse Rijk), en andere namen.

MAPPING ROMAN CAPITALS

We kiezen ervoor om te mappen met “tijdsnapshots”. Wij kiezen ook voor de kalender van het gewone tijdperk omdat die gemakkelijker en bekender is. Wij zijn ons bewust van het feit dat er een fout is geslopen in de berekening van de CE-kalender tussen de stichting van Rome en de geboorte van Jezus Christus. Het effect van deze fout is echter minimaal in onze berekeningen.

In ons kaartproces zullen wij de twee instellingen in kaart brengen: de zetels van de Senaat (als vierkanten) en de zetels van de Keizerlijke instelling (als cirkels). Wij zullen de complexiteit van de Staat zien en hoe deze in de loop van zijn geschiedenis vele malen is veranderd. Wij zullen de hoofdsteden in kaart brengen volgens historische tijdperken en door “momentopnamen”.

Het tijdperk van Augustus, de geboorte van Christus; Jean-Léon Gérôme; ca.1852-1854, Getty Museum.

Sinds zijn begin was Rome, de stichtende stad van de Romeinse Staat, de zetel van alle machten van het politieke lichaam en is het de caput Mundi, dat is, “hoofdstad van de wereld”, volgens de Romeinen. De Senaat bestuurde enkele provincies, de rijke rond de Middellandse Zee en zonder interne spanningen of grensgeschillen.

Augustus vergaarde bevoegdheden als de grondlegger van de Romeinse staat. Hij huldigde ook wat later een “diarchie” werd genoemd, d.w.z. een gedeelde heerschappij tussen hem en de Senaat. Deze “diarchische” formule van de Romeinse Staat, formeel bestuurd door zowel de keizers Augusti als de Senaat, zou minstens tot in de Dertiende Eeuw blijven bestaan. Verbazingwekkend genoeg werd in de tijd van de eerste keizer Jezus geboren, die later de god van het Romeinse Rijk zou worden. Vóór het keizertijdperk werden de Romeinse vergaderingen geacht de vertegenwoordigende lichamen van de Populus te zijn, en de bewaarder van de soevereiniteit van de Romeinse Staat. Met het keizerrijk werden de meeste van hun bevoegdheden overgedragen aan de senaat, en sommige natuurlijk aan de keizer zelf. Het onderscheid tussen de Romeinse Republiek en het Romeinse Rijk is theoretisch en een latere constructie: voor de Romeinen zelf bleef de Romeinse Republiek voortbestaan omdat monarchie niet in strijd was met republicanisme. Voor de Romeinen zelf leefde de Romeinse Republiek tot de val van Constantinopel in 1453.

Officieel heeft de senaat nog steeds dezelfde bevoegdheden en regeert vanuit Rome. Maar inmiddels kunnen keizers overal in het Romeinse Rijk vandaan komen, de Res publica Populi Romani/Πολιτεία τῶν Ῥωμαίων wordt nog steeds bestuurd door de diarchie van zowel de keizerlijke inrichting als de senaat. Er zijn minder senatoriale provincies en de keizers zijn de feitelijke heersers van de staat. Onder keizer Caracalla kent het Rijk het Romeinse staatsburgerschap toe aan alle vrije burgers van het Romeinse Rijk in de beroemde “Antonijnse Grondwet” of het Edict van Caracalla: Romeinse keizers, augustes, generaals en senatoren kwamen overal vandaan. Rome is overal geworden; Rome werd inderdaad het Oecumene dat zij had willen zijn. Zoals Hiëronymus van Stridon het tweehonderd jaar later uitdrukte: Si auctoritas quaeritur, Orbis maior est Urbe, als je gezag zoekt, weegt de wereld zwaarder dan de Stad.

De Aula Palatina of de Basiliek van Constantijn, die deze omstreeks 310 in Trier liet bouwen als zijn augustijnenzaal. Tegenwoordig is het een kerk.

Diocletianus werd keizer in 284. Toen hij de keizerlijke waardigheid bekwam, voerde hij een systeem in dat later de tetrarchie werd genoemd, waarbij vier keizers, twee hogere Augusti en twee lagere Caesares, de heerschappij over het keizerrijk deelden. Na de crisis van de Derde Eeuw, waarin generaals en plaatselijke leiders probeerden de Romeinse staat te ontmantelen, was het van essentieel belang de eenheid te bewaren; daarom regeerden de vier keizers volgens het principe patrimonium indivisum. Vier zetels deelden het imperium: Mediolanum (het huidige Milaan in Italië) en Nicomedia waren de zetels van de twee Augusti. Augusta Treverorum en Sirmium voor de twee Caesares. Antiochië was ook een tweede keizerlijke residentie voor Diocletianus, en Thessalonica voor Galerius. De senatoriale bevoegdheden bleven in Rome, nog steeds de enige officiële hoofdstad van het Romeinse Rijk, maar waar de senaat nu alleen nog als soevereine macht zetelde en plaatselijk bestuurd werd door haar praefectus Urbi/ἔπαρχος τῆς Πόλεως. De Senaat in het oude Rome heeft zijn soevereine bevoegdheden nooit prijsgegeven en bleef nog een tijdlang het soevereine overlegorgaan van de Romeinse staat.

Constantijn werd op 25 juli 306 in Eboracum (het huidige York) in Britannia door zijn troepen tot keizer uitgeroepen, als opvolger van zijn vader Constantius Chlorus. Constantijn regeerde over het genoemde meest westelijke deel van het Rijk, waarin Trier de keizerlijke zetel was. In het Rijnlandse deel van het Romeinse Rijk begon dus de Constantijnse jaartelling.

337 AD: Nieuw Rome wordt Rome

Een scène uit de film “Constantijn en het Kruis” ook bekend als “Costantino il Grande,” 1961. Cornel Wilde speelt de keizer.

Constantijns bewind was misschien wel het belangrijkste in de Romeinse geschiedenis. Zijn rol in de legalisering van het christendom is goed gedocumenteerd en veelbesproken. De heerschappij van Constantijn als keizer was getuige van een verschuiving die de meest eminente uit de Romeinse geschiedenis bleek te zijn: de stichting van Nieuw Rome, Nova Roma, Νέα Ῥώμη, ook bekend als Tweede Rome, Secunda Roma, Δευτέρα Ῥώμη. Sinds de Constantijnse tijd stond het bekend als Constantinopel, Constantinopolis, Κωνσταντινούπολις. Dit nieuwe Rome zou de langst dienende zetel van de Romeinse Staat worden, zoals wij later in deze tekst zullen zien. Constantijn wijdde zijn nieuwe hoofdstad in op 11 mei 330.

De stichting van Constantinopel, een schilderij van Rubens, ca. 1623, in het Museum van Karlsruhe.

Old Rome was nog steeds de thuishaven van de enige soevereine Romeinse Senaat van het Rijk: de door Constantijn ingestelde Constantinopolitische Senaat had provinciale bevoegdheden, maar geen keizerlijke soevereine. Bij de dood van Constantijn werd hij door de Romeinse Senaat vergoddelijkt en door de Kerk heilig verklaard (ondanks enkele onchristelijke aspecten van zijn leven.) De zonen van Constantijn hadden verschillende keizerlijke residenties. Van west naar oost: Constantijn II had zijn residentie in Augusta Treverorum om Germanië, Gallië, Britannië, Hispania en Mauretanië te regeren. Constans I had zijn keizerlijke residentie in Sirmium en Thessalonica, en verplaatste deze later naar Mediolanum toen zijn broer Constantius II in 340 werd gedood en hij zijn deel erfde. Constantius II had zijn residenties in Antiochië en Constantinopel, terwijl hij passages maakte in Caesarea van Cappadocië.

Later zou een grote verandering in het oosten worden ingevoerd: Constantius II gaf de Constantinopolitaanse Senaat bevoegdheden die hem gelijk maakten aan de Senaat van het Oude Rome. De Romeinse Senaat had nu dus twee soevereine vergaderingen: de Oud-Romeinse Senaat in Rome en de Nieuw-Romeinse Senaat in Constantinopel.

De tijden zijn inderdaad veranderd. Onder het bewind van Theodosius (380-395 n. Chr.) werd het bestuur gecentraliseerd. Na enige aarzeling verhuisde Theodosius van Thessalonica naar Constantinopel, dat inmiddels een onbetwiste hoofdstad over het hele rijk was geworden. Theodosius verdeelde het Romeinse Rijk administratief tussen zijn zonen Arcadius in het Oosten en Honorius in het Westen. Het Oost-Romeinse Rijk wordt bestuurd door de Keizer en de Senaat in Constantinopel. Het West-Romeinse Rijk werd bestuurd door de Keizer in Mediolanum en de Senaat in Rome. In 402 verplaatste keizer Honorius, zoon van Theodosius, het keizerlijk hof naar Ravenna, dat de keizerlijke zetel zou blijven tot de val van het West-Romeinse Rijk en in deze kwaliteit het mausoleum van Galla Placidia (†450) dochter van Theodosius, de meest eminente augusta van het West-Romeinse Rijk.

In 410 werd Rome zelf geplunderd door de Goten, een ongekende daad in achthonderd jaar. De paniek die toen uit deze plundering ontstond verspreidde zich over de hele Romeinse wereld en bracht Hiëronymus van Stridon ertoe zich af te vragen of de wereld aan het vergaan was, want “hij zinkt in puin”. Het bracht ook Augustinus van Hippo (†430) ertoe zijn De Civitate Dei te schrijven, één van de stichtende teksten van het christelijke Westen. Na het Rescript van Honorius van 410 of 411 moesten de Romeinse steden in Britannia zelf instaan voor hun veiligheid en bestuur, de keizerlijke bescherming gold niet meer. De Britten bleven Romeins in hun cultuur, maar ze hadden nu geen imperium meer om hen te beschermen: ze werden een sub-Romeins “romp” deel van het Rijk. Deze verzwakking en ineenstorting van het centrale bestuur waren overal in het westelijke rijk voelbaar. Barbaren drongen diep in het Rijk door en eigenden zich land toe. In het oostelijke rijk kon het centrale bestuur de opmars van de barbaren overleven en wist het oostelijke deel nog twee eeuwen vrijwel intact te houden.

Rome, Constantinopel en Antiochië zoals ze zijn afgebeeld op de Tabula Peutingeriana.

In deze tijd werden ook de laatste wijzigingen aangebracht op de Tabula Peutingeriana, een van de weinige overgebleven kaarten uit de Romeinse klassieke tijd. De laatste wijzigingen zouden zijn aangebracht in de eerste decennia van de Vijfde Eeuw. Het verbazingwekkende, dat reeds op de site is besproken, is niet Rome en Constantinopel: beide romeinen hebben hun Tychai als de twee hoofdsteden van het keizerrijk (ook al waren er in Rome geen keizers meer, maar haar Oudromeinse Senaat was nog steeds soeverein en het was nog steeds de formele zetel van de staat). Toch is de aanwezigheid van Antiochië als gelijke van de twee Romeinen het meest intrigerende kenmerk van de kaart.

Een munt met de beeltenis van Pulcheria Augusta, gekroond door een Hand van God. De inscriptie luidt AEL PVLCHERIA AVG. Op de voorzijde is Constantinopel verpersoonlijkt als de Romeinse hoofdstad, gezeten met een globus cruciger. Uit de collectie van NumisBids.

Het oostelijk deel van het Rijk is tamelijk gezond, ondanks de vele economische en politieke kwellingen. Constantinopel is de enige formele zetel van het Rijk, bestuurd door enerzijds de Nieuwe Romeinse Senaat en anderzijds door de meedogenloze en populaire augusta Pulcheria en haar echtgenoot Marcianus. Constantinopel werd uitgebreid tijdens het imperium van Theodosius II (†449), die samen met zijn zuster Pulcheria regeerde. Theodosius bouwde nieuwe muren rond de vergrote stad, later bekend als de Theodosische Muren, die de keizerlijke stad voor de volgende duizend jaar beschermden.

Het West-Romeinse Rijk is kwakkelend. Rome is nog steeds de zetel van de Oude Romeinse Senaat, en Ravenna het keizerlijke hof. Maar de landen van het Rijk worden ontwricht: Britannia is formeel verlaten sinds de tijd van Honorius en de inwoners moesten de invasie van de Barbaren op eigen kracht het hoofd bieden. De Vandalen rukken op naar Afrika en bezetten alle gebieden van Carthago en Tripolitanië, de Visigoten installeren hun federaal koninkrijk in Toulouse in Zuid-Gallië, de Franken worden federaal in Noord-Gallië, en andere volkeren trekken over de keizerlijke gebieden. En bovenal plunderen de Hunnen de Rijn en Noord-Gallië en Noord-Italië… Maar, ondanks de kwellingen, kon Flavius Aetius de Hunnenalliantie stoppen in de slag van de Catalaunische vlakten, in het huidige Champagne in Frankrijk.

De Theodosische Muren van binnenuit

In het Oosten is het Nieuwe Rome echt Rome: het heeft dezelfde voorrechten als het Oude Rome, en zijn hoofdstadstatus is even sterk als het Oude. ًWij citeren de resoluties van het Concilie van Chalcedon als een primaire bron die hiervan getuigt. In 451 besloot het Vierde Oecumenische Concilie van Chalcedon, bijeengeroepen onder auspiciën van Pulcheria en Marcianus, dat het Nieuwe Rome precies dezelfde prerogatieven zou krijgen als het Oude Rome, een teken dat de politieke soevereine prerogatieven van Constantinopel op dat moment gelijk waren aan die van het Oude Rome. De verwijzing naar de diarchie van de soevereiniteit Keizer/Senaat is duidelijk in de Canon 28 van de resoluties van het Concilie:4

De vaders hebben terecht prerogatieven toegekend aan de zetel van het oude Rome, aangezien dat een keizerlijke stad is; en gedreven door hetzelfde doel hebben de 150 vroomste bisschoppen gelijke prerogatieven toegekend aan de allerheiligste zetel van het nieuwe Rome, redelijk oordelend dat de stad die door de keizerlijke macht en senaat wordt geëerd en privileges geniet die gelijkwaardig zijn aan het oude keizerlijke Rome, ook in kerkelijke aangelegenheden tot haar niveau moet worden verheven en de tweede plaats na haar moet innemen.

Een radicale verandering voltrok zich in het Romeinse Rijk: het westelijke imperium stortte in 476 in, toen keizer Romulus Augustulus door het barbaarse opperhoofd Odoacer werd afgezet. Later in 480 werd bij Salona, de hoofdstad van Dalmatië en van het rompgedeelte van het Westelijke Rijk, de de iure keizer, Julius Nepos, vermoord. De Oud-Romeinse Senaat stuurde de Westerse regalia naar de Oosterse keizer Zeno: de bestuurlijke opdeling van het Rijk was officieel opgeheven. Maar de Oostelijke keizer, nu de enige Romeinse keizer, regeerde effectief over het Oostelijke deel en had geen effectieve macht over de Westelijke helft. Later erkende keizer Anastasius Clovis als rechtmatige koning van de Franken en verleende hem een ereconsulaire waardigheid.

Rome had nog steeds haar Oudromeinse Senaat, maar nu zonder imperium en zonder een Augustus om welke besluiten dan ook uit te voeren, een louter wetgevend orgaan zonder uitvoerende bevoegdheden. In het Oosten centraliseerde Constantinopel alle machten met de keizers die daar hun permanente hof hadden, en de Nieuwe Romeinse Senaat die nu de soevereine beraadslagende vergadering met uitvoerende macht van de gehele Romeinse Staat was. Sindsdien en tot het einde toe zal Constantinopel de voornaamste hofstad en keizerlijke residentie van de Romeinse keizers blijven.

De Britten bleven ondanks het verlies van elke vorm van centrale heerschappij gehecht aan hun Romeinsheid. In Noord-Gallië regeerde Syagrius rond Soissons in continuïteit met het Romeinse verleden en behield zijn trouw aan Constantinopel. Maar zijn heerschappij werd vernietigd door het Frankische opperhoofd Clovis in 486. Deze zelfde Clovis werd een ereconsulschap verleend na zijn doop in het Christendom van Nicea (Een ereconsulschap, hij werd nooit tot een echte consul benoemd om in de consulaire lijsten te verschijnen). Het nieuwe Rome, de enige hoofdstad van het Romeinse Rijk, bevestigde de geboorte van de Frankische polity als legitieme opvolger van enige Romeinse heerschappij ten noorden van de Alpen. Gregorius van Tours vermeldt dit ereconsulschap in zijn Boek II van de Geschiedenis der Franken:5

Clovis ontving een benoeming tot consul van keizer Anastasius, en in de kerk van de gezegende Martinus bekleedde hij zich met purperen tuniek en chlamys, en zette een diadeem op zijn hoofd. Toen besteeg hij zijn paard en gaf op de meest vrijgevige wijze goud en zilver, terwijl hij langs de weg tussen de poort van de ingang en de kerk van de stad liep, en strooide het eigenhandig uit onder het volk dat daar was, en vanaf die dag werd hij consul of Augustus genoemd. Tours verlatend ging hij naar Parijs en daar vestigde hij de zetel van zijn koninkrijk. Daar kwam ook Theodoric naar hem toe.

De mozaïeken van Justinianus en Theodora in de kerk van San Vitale in Ravenna, Italië.

In dit jaar overlijdt keizer Justinianus. Tijdens hun regering begonnen Justinianus en zijn echtgenote Theodora (†548), kosvorsten, aan een heroveringsplan van de westelijke delen van het Rijk en konden slagen in Italië, Noord-Afrika, Dalmatië en zuidelijk Hispania. Justinianus vaardigde de eerste uitgebreide codificatie van het Romeinse recht uit, later bekend als het Corpus Iuris Civilis. Deze meest uitgebreide verzameling van Romeins recht is nog steeds de moeder van alle burgerlijke wetboeken in de wereld. Justinianus bouwde ook de Hagia Sophia in zijn huidige vorm, de grootste kerk van het Romeinse Rijk en de grootste kerk in het christendom gedurende bijna duizend jaar. Ondanks de pest en de vele problemen in de erfenis van Justinianus, roept de Libanese historicus Assad Rustum over de keizer uit: “Is er grootser dan de Verzameling van het Recht en de Hagia Sophia?”

Constantinopel is de thuishaven van de keizers en van de Nieuwe Romeinse Senaat; terwijl Rome nog steeds zijn Oud Romeinse Senaat heeft, nu weer een deel van het Keizerrijk. In de wet van Justinianus zijn, zoals we hierboven hebben gezien, Rome en Constantinopel beide Roma caput Mundi, d.w.z. keizerlijke hoofdsteden.

Hagia Sophia, gezien vanaf de oude plaatsing van het Augustaion en de Hippodroom. alles op de zeer centrale plaats van Constantinopel tijdens de Romeinse tijd.

De Oud-Romeinse Senaat begint te verdwijnen. Na de dood van Justinianus en de invasie van Italië door de Longobarden verlieten veel senaatsleden de Eeuwige Stad of werden gedood en de oude Romeinse senaatsklasse werd gedecimeerd door oorlogen en bijna uitgeroeid door de Goten en vervolgens door de Longobarden. Het oude Rome werd een schaduw van zijn glorieuze verleden. Het is misschien geen toeval dat Paus Gregorius de Grote de laatste was die de naam droeg van een illustere Romeinse gens, de Anicii. Gregorius zelf was praefectus Urbi6thus voorzitter van de Oudromeinse Senaat en had er veel verstand van. Nadat hij tot het Petrusambt was gekozen, beklaagt hij zich in zijn Homilieën over Ezechiël over het verdwijnen van de Senaat in Rome7:

Steden zijn verwoest, forten omvergeworpen, akkers verlaten, de aarde leeggehaald in eenzaamheid… Want sinds de Senaat heeft gefaald, is het volk omgekomen, en het lijden en gekerm van de weinigen die zijn overgebleven, wordt met de dag vermeerderd. Rome, nu leeg, staat in brand.

In de tijd van Heraclianus vond een gebeurtenis plaats die een grote mijlpaal in de Romeinse geschiedenis vormde: de Oud-Romeinse Senaat in Rome kwam niet meer bijeen. Onder de usurpator Phocas en in de laatste jaren van het pontificaat van Gregorius de Grote was deze nog aanwezig, hoewel ineengestort zoals we zagen in de homilieën van Gregorius. Maar later hield zij op te bestaan en de Curia Julia, het senaatshuis, werd omstreeks het jaar 630, toen Honorius I paus was, in een kerk veranderd. Het is zeer waarschijnlijk dat de instellingen van de Oud Romeinse Senaat opgingen in die van de Heilige Stoel.

De keizer Heraclius die het kruis naar Jeruzalem draagt, door Giovanni Palma, ca.1620, Chiesa dei Gesuiti in Venetië. Afbeelding door Didier Descouens.

Constantinopel is op dat moment de enige hoofdstad van het Rijk: de keizerlijke residentie en de thuishaven van de Nieuwe Romeinse Senaat die op dit moment het enige soevereine overlegorgaan van de Romeinse staat is. Na 350 jaar “veelhoofdige staat” zijn alle machten van Keizers en Senaat weer samen op één plaats, ditmaal het Nieuwe Rome aan de Bosporus.

Het jaar 630 was een pauze, een rustpunt, tussen twee zeer woelige tijden. Na de moord op Keizer Maurits in 602 trokken Perzische legers over het oostelijk deel van het Rijk. Jeruzalem viel in 614 en de Perzen namen het Ware Kruis mee. Later vielen zij Egypte en Klein-Azië aan en overvielen de Aziatische buitenwijken van Constantinopel. Aan de andere kant, in de Balkan, vielen de Avaren de hele ruimte tussen de Donau en de Middellandse Zee aan. Steden als Thessalonica, Korinthe, Athene, Serdica en Patras konden de schok nauwelijks doorstaan. Maar het platteland werd onder water gezet. Constantinopel kon nauwelijks nog veilig worden gehouden dankzij zijn Theodosische en Anastasische Muren. In 626 probeerden de Avaren en de Perzen de Romeinse staat in Constantinopel te doden door de stad te belegeren. Maar zij faalden en de Romeinse wereld overleefde deze jaren8. Sindsdien en op grond van dergelijke verschrikkingen beschouwde het Romeinse Rijk in het Oosten zichzelf geleidelijk als het “uitverkoren volk”, en zijn hoofdstad Nieuw-Rome als ook de door God voor de Romeinen uitverkoren hoofdstad. In deze tijd dacht keizer Heraclius erover de keizerlijke zetel te verplaatsen naar Carthago, waar zijn vader Heraclius de Oudere als exarch van Afrika diende: maar het plan werd nooit uitgevoerd. De status quo ante bellum vrede met de Perzen bezorgde het Romeinse Rijk een Pyrrusoverwinning en kon de in chaos wegzakkende Perzische Staat niet redden. In het uiterste westen werden de keizerlijke bezittingen in Hispania ingenomen door de Visigoten. Het Rijk had niet voldoende mankracht om dit tegen te houden, en omdat de Visigoten zich in 589 na Christus van het arianisme bekeerden tot het orthodox-katholieke christendom, waren zij geen “vijanden” meer.)

Begin 633 kreeg het Romeinse Rijk te maken met een nieuwe invasie, ditmaal sterker en ingrijpender: de Arabische stammen van Arabië vielen de Vruchtbare Halve Maan binnen. Damascus viel in 636 na Christus. Antiochië, eens een keizerlijke residentie, volgde in 637, en Jeruzalem in 638, waarbij het zich overgaf aan de kalief Omar om de heilige plaatsen te beschermen. De indringers bleven Egypte bezetten, en een decennium later werden Cyrenaica, Cilicië, Mesopotamië en Armenië onderworpen. Maar ondanks alle rampspoed van de zevende eeuw bleef de centrale regering van de Romeinen in Constantinopel functioneren: het keizerlijk hof en de senaat werkten samen om het voortbestaan van het Romeinse Rijk veilig te stellen. De Romeinse staat kon in deze periode overleven wat geen enkele andere staat in de geschiedenis kon. De jaren hebben een belangrijke erfenis nagelaten in de liturgieën en religieuze rituelen van het Romeinse Rijk, met name in het troparion van het Kruisfeest (14 september) waarin de relatie tussen keizer, volk en politeia9 wordt benadrukt:

O Heer red Uw volk

En zegen Uw erfenis,

Geef onze keizers de overwinning op de Barbaren,

En door de kracht van Uw Kruis,

Bescherm Uw Republiek 10

Veel later werden en worden deze in Romeinse context geschreven woorden nog steeds gebruikt in tijden van tegenspoed. Het zijn precies deze woorden die de Ouverture 1812 van Tsjaikovski openen, in een biddende modus, en afsluiten in een triomfantelijke modus. Hier is de versie gezongen door het ensemble Cappella Romana, uit Tsjaikovski’s Ouverture 1812:

Keizer Constantijn IV Pogonatus, met zijn medekeizerlijke broers Justinianus en Heraclius, die privileges verlenen aan Ravenna (ca. 700 na Chr.) De afbeelding is eigendom van de Italiaanse regering.

De Arabische invasie is duidelijk te zien op deze kaart: het Romeinse Rijk verloor alles wat tussen Armenië en Tripolitanië ligt. Carthago en het Exarchaat van Afrika waren nog Romeins. Constantinopel is de zetel van de Nieuwe Romeinse Senaat en de verblijfplaats van de meeste leden van de keizerlijke familie. Maar Keizer Constans II, zoon van Heraclius, verblijft in Syracuse op Sicilië. De keizer verliet Constantinopel in 660 voor een lang bezoek aan het westen waarbij hij Thessaloniki, Athene, Korinthe en vervolgens Italië passeerde. Syracuse was voor hem wellicht de meest strategische plaats om oorlogsoperaties te organiseren tegen de Longobarden in het noorden in Italië en de Saracenen in het zuiden in Afrika. Na zijn bezoek aan Rome (de eerste Romeinse keizer die dat deed in bijna twee eeuwen en de laatste die dat deed vóór de 14e eeuw), verhuisde hij naar Syracuse. Het gerucht ging dat hij er de nieuwe officiële keizerlijke hoofdstad van wilde maken. De Senaat verbood andere leden van de keizerlijke huishouding Constantinopel te verlaten. Constans II werd in 668 in Syracuse vermoord. Na hem en tot aan de regering van de twee laatste Palaiologoi heeft geen enkele Romeinse keizer overwogen om de officiële hoofdstad Constantinopel te verlaten.

De Syracusische residentie van Constans was zo bekend dat meer dan vijftig jaar na zijn dood Johannes Damascenus, de grootste Oostromeinse theoloog van zijn tijd en bij het schrijven van zijn werk Tegen hen die iconen verwerpen, Constans “Constantijn van Sicilië” noemde. Constans’ zoon, Constantijn IV “de Pogonatus” (†685) zou de keizer worden die de monothelitistische theologische controverse zou afschaffen en de Arabieren zou tegenhouden op de Theodosische Muren van Constantinopel.

De Romeinse hoofdstad Constantinopel onderging twee Arabische belegeringen: in 677-680 en in 717-718. Tijdens de “chaos” tussen 695 en 717 kon de Romeinse staat, ondanks de opeenvolging van talrijke vijandige keizers, functioneren en werd het centrale bestuur intact gehouden, ongetwijfeld dankzij de senaat. Leo III de Isauriër, geboren in Germanicea in Syrië, werd tot keizer gekozen en wist de Stad te redden. Maar later voerde hij een iconoclastisch beleid in dat meer dan honderd jaar onrust veroorzaakte in het Romeinse Rijk en leidde tot groeiende verbittering tussen de patriarchaten van het Oude Rome (het pausdom) en het Nieuwe Rome. Paus Gregorius II weigerde aanvankelijk Leo’s beleid en verbrak zijn betrekkingen met hem.

In 731, na het iconoclastische decreet van Leo III, verbrak de in Syrië geboren Paus Gregorius III de banden met de Keizer in Constantinopel en maakte het Oude Rome quasi-onafhankelijk van het Romeinse Rijk. Daarmee was de kern van de Pauselijke Staten geboren. In antwoord daarop annexeerde Leo III de eparchieën van Illyricum (continentaal Griekenland en het grootste deel van de Archipel): zo had het Oude Rome geen territoriale bezittingen meer, zelfs geen kerkelijke, in het Romeinse Rijk. Opnieuw behoort het Oude Rome niet meer tot het Romeinse Rijk: de wereld weegt zwaarder dan de Stad, telkens weer. Dit feit dat het Oude Rome zelf buiten het Romeinse Rijk ligt, woog zwaar in de latere problemen tussen de Kerken van het Oosten en het Westen. Agapius van Hierapolis (†10e Eeuw) beschrijft dat11:

In dat jaar beval Leo dat beelden van martelaren uit kerken en gebouwen en van plaatsen verwijderd moesten worden. Toen Gregorius, de patriarch van Rome, dit wist, werd hij boos en belette hij het volk van Rome en Antiochië om Leo eer te bewijzen.

We weten niet hoe de pausen macht hadden over Antiochië. Maar ze hadden macht over Rome, en dat was het wezenlijke in Agapius’ getuigenis.

Na het avontuur van Constans II op Sicilië veranderde geen enkele keizer zijn of haar officiële keizerlijke residentie: allen woonden, theoretisch, in Constantinopel, beschermd door de Theodosische en Anastasische Muren. In het jaar 800 AD regeerde een vrouw alleen en kreeg als enige het imperium, Irene van Athene. Nadat zij de augusta van haar echtgenoot Leo IV de Khazaar was geweest, werd Irene regentes over haar zoon Constantijn VI. In deze hoedanigheid riep zij in 787 AD een kerkelijk concilie bijeen in Nicaea, later bekend als het Zevende Oecumenisch Concilie. Het concilie veroordeelde het iconoclasme en herstelde de iconen in de kerken. Maar later liet Irene of haar aanhangers Constantijn blind maken, zodat zij alleen de augusta en keizerin-regentes zou zijn. Maar Irenes klim tot de hoogste keizerlijke waardigheid werd later gebruikt als voorwendsel om de pauselijke handeling te rechtvaardigen waarbij Karel de Grote tot “Romeins” keizer werd gekroond. Een keizer zou nooit alleen door een geestelijke worden gekozen (zoals de paus), maar zou door de senaat worden gekozen en door het volk en de legers worden toegejuicht. Het pauselijk precedent begon een geschiedenis van rivaliteit tussen het oude ware Romeinse Rijk en een nieuw geschapen Germaans Rijk.12

Na Irene veralgemeende Keizer Nicephorus I het themasysteem bijna over het gehele Rijk: deze defensieve wijze van besturen zou het Rijk beheersen tot tenminste 1204 n.Chr. In deze periode begon de Romeinse staat delen van de Peloponnesos en van Hellas terug te winnen.

Een icoon van Theodora Augusta, in Corfu.

Constantinopel is de onbetwiste hoofdstad van het Romeinse Rijk, de zetel van de keizers en de thuishaven van de senaat. Het is de rijkste stad van de hele wereld en de meest uitgebreide en verfijnde. Het Romeinse Rijk begon zich inmiddels te herstellen van de enorme beproevingen van de Zevende en Achtste Eeuw. Na de dood van keizer Theophilos (†842) werd zijn vrouw Theodora regentes over hun zoon Michaël II en herstelde zij de iconen, waarmee de staat de beeldenstorm achter zich liet. Later werd Theodora heilig verklaard en werden haar relikwieën naar Korfoe overgebracht, waardoor zij een van de zeer weinige “overlevende” keizers en keizerinnen zou worden. De belangrijke territoriale verliezen van de Negende Eeuw waren Kreta (827) en Sicilië (827-902.) Het verlies van Kreta aan Andalusische piraten was een grote slag voor het Keizerrijk, omdat de Egeïsche Zee hierdoor voor lange tijd aan piraterij werd blootgesteld. Het verlies van Sicilië aan de Aghlabidische emirs van Tunesië leidde tot het verlies van de maritieme hegemonie voorbij de Siciliaanse Straat (Scylla en Charybdis). Napels en Gaeta worden autonoom onder keizerlijk gezag. In het noorden breidt het Venetiaanse hertogdom zich uit en wordt het autonomer, maar altijd onder de soevereiniteit van het keizerrijk. Na Michael III te hebben gedood en te zijn uitgeroepen tot keizer door de senaat, de legerregimenten en de bevolking van de keizerstad (volgens de zeer oude Romeinse traditie), breidde keizer Basil I de keizerlijke grenzen uit tot voorbij de bergpassen ten oosten van Klein-Azië en vernietigde de Paulicische sekte in Tephrice.

Ten troonopneming van keizerin Theodora met de senaat, een afbeelding in de Geschiedenis van Johannes Skylitzes, ca.12C, nu in Mardid.

Een belangrijke verandering werd doorgevoerd in het centrum van het Rijk. Keizer Leo VI de Wijze liet een nieuwe verzameling wetten opstellen, die voor het grootste deel bestond uit het vertalen van de Wet van Justinianus in Romaans Grieks. Maar de Keizer introduceerde nieuwe wetten, dat wil zeggen, “Novellen”. In de Novelle XCIV werd de consulaire waardigheid afgeschaft en werden de bevoegdheden ervan samengevoegd met de keizerlijke prerogatieven, aangezien sinds Justinianus alle consuls de regerende keizers waren. In Novel LXXVIII werd de senaat de bevoegdheid ontnomen wetten uit te vaardigen, “aangezien de keizers de opperste macht hadden verworven”. Deze kwalitatief belangrijke verandering betekende dat het keizerlijk hof nu, de iure, in de meeste zaken de overhand had boven de Senaat. Toch behield deze laatste de meeste van haar soevereine bevoegdheden en zou dat blijven doen tot 1204.

De getuigenis van Al-Masudi (†956), de Arabische geograaf, is kostbaar omdat zij ons een van de eerste vermeldingen van de naam Istanbul als zetel van het Romeinse Rijk verschaft. Al-Masudi’s argumenten in zijn boek Al Tanbih wal Ishraf – dat dateert uit het begin van de Tiende Eeuw – bewijzen dat deze naam van de Stad niet alleen Romaans-Grieks is, maar ook zijn oorsprong vindt in de Romeinse traditie van Constantinopel hoofdstad van de Romeinse Staat. Wij citeren de Arabische geograaf13:

Na drie jaar bouwde hij de stad Constantinopel aan de baai van de Maytos , tegenwoordig bekend als de Khazaarse zee, naar de Romeinse zee en de Sjam en Egypte. in de plaats die Tabula van de stad Byzantium wordt genoemd, en hij versterkte haar en versierde haar met gebouwen. En hij maakte er zijn regeringszetel van, en voegde er zijn naam aan toe. Na hem verblijven de keizers van de Romeinen er tot op heden. De Romeinen noemen het Bulin, en als ze het over de zetel van het Rijk willen hebben, vanwege de grootsheid ervan, zeggen ze Istin Bulin en niet Constantinopel.

Afbeelding van keizer Nicephorus II Phocas in de kerk van de heilige Titus in Heraklion, Kreta.

Het Romeinse Rijk breidt zich uit. Opnieuw bereikten de Romeinen de beneden Donau in hun expedities tegen Bulgarije, ongekend sinds de regering van Heraclius. Onder keizer Romanos (†963) heroverde de leider Nicephorus Phocas Kreta en vestigde er een nieuw thema. Na de dood van Romanos werd Nicephorus in Caesarea tot keizer uitgeroepen en marcheerde hij naar Constantinopel. Zijn bewind was dat van een echte territoriale herovering. Na drie eeuwen kwamen Cilicië en Noord-Syrië weer bij het Romeinse Rijk. Antiochië, eens een zetel van keizers en een stad van essentieel belang in de geschiedenis van het christendom, keerde in 969 terug naar het Rijk. Cyprus werd weer bij het Romeinse Rijk ingelijfd na drie eeuwen condominium tussen Romeinen en Arabieren. Het enige territoriale verlies was in het uiterste westen: Gaeta wordt een de iure onafhankelijk hertogdom (met enige keizerlijke wil), en de Aghlabiden bezetten Taormina en Rometta op Sicilië en daarmee bleef de Romeinse heerschappij beperkt tot het Italiaanse schiereiland.

Romeinse keizers als Nicephorus II Phocas (†969), Johannes I Tzimisces (†976), en Basil II (†1025) brachten hun leven door in militaire operaties ver van de Koningin-Stad. Toch is Constantinopel de enige officiële hoofdstad van het Romeinse Rijk, de enige officiële keizerlijke residentie en de plaats van de Senaat. De rol van de hoofdstad is vastgelegd en inmiddels geschreven, niet alleen in de wet maar ook in de keizerlijke diplomatie en traditie, zoals keizer Constantijn VII Porphyrogenitus schrijft in zijn De administrando Imperio14

In het verleden was het hele grondgebied van Italië, Napels, Capua, Benevento, Salerno, Amalfi, Gaeta, en heel Lomabrdy bezit van de Romeinen, ik zeg toen Rome de keizerlijke hoofdstad was. Maar na de verplaatsing van de hoofdstad naar Constantinopel werden al deze gebieden verdeeld in twee regeringen, waarbij gewoonlijk twee patriciërs door de keizer van Constantinopel werden gezonden, een van de patriciërs bestuurde Sicilië, Calabrië, Napels en Amalfi, en de andere, met zijn zetel in Benevento, bestuurde Pavia, Capua en al de rest.

Ondanks enkele onnauwkeurigheden is het essentiële deel van de alinea van de keizer geldig: de keizerlijke hoofdstad werd verplaatst naar Constantinopel.

Basil II, een moderne afbeelding door JFoliveras van DeviantArt

Constantinopel heerst over de uitgestrekte gebieden die zich uitstrekken van de Siciliaanse Straat tot de Kaukasus, en van de Donau en Scythië tot de Syrische steppe. De militaire operaties van keizer Basil II (†1025) consolideren de keizerlijke heerschappij in Noord-Syrië en annexeren de Bulgaarse staat. Tegen die tijd regeerden de zusterkeizerinnen Zoë en Theodora, dochters van Constantijn VIII. Ondanks hun wankele regering waren zij populair en bij talrijke gelegenheden gingen de mensen de straat op om hun steun aan de Macedonische zusters te betuigen. De zusters resideerden in Constantinopel, waar ook de Senaat actief was en meestal de zusters steunde tegen hun echtgenoten, misschien in navolging van het volk, dat de zusters als rechtmatige vorsten en moeders van het volk aanprees. De republikeinse dimensie van de Romeinse staat wordt negatief verwoord door de contemporaine historicus Michael Psellus (†1078), die schreef over de tijd van de Macedonische keizers. In zijn standpunt, verwoord in hoofdstuk 134 van zijn Boek VI van de Chronografie, is de gelijkheid die de Romeinse staat nastreefde eerder negatief en geërfd van Romulus15:

Hier zal ik een ogenblik enigszins afwijken van het hoofdverhaal. In goed bestuurde steden staan op de burgerrollen niet alleen de namen van de beste personen en mannen van adellijke afkomst, maar ook van mensen van onduidelijke afkomst, en militaire autoriteiten houden zich niet minder aan deze gewoonte dan burgerlijke magistraten. Dat was in ieder geval het systeem dat door de Atheners werd gevolgd en in al die steden die hun vorm van democratie navolgden. In onze samenleving echter is deze uitstekende praktijk minachtend verlaten, en adeldom telt voor niets. Het proces van corruptie in de Senaat is al lang aan de gang: het is in feite een erfenis uit het verleden, want Romulus was de eerste die het soort verwarring dat we nu zien aanmoedigde. Vandaag staat het burgerschap open voor iedereen. Ongetwijfeld zult u niet weinigen in beschaafde kledij aantreffen, die zich vroeger met een geitenharen mantel bedekten. Veel van onze regeringsleden zijn, daar ben ik zeker van, ex-slaven die we van barbaren hebben gekocht, en onze grote staatsambten zijn niet toevertrouwd aan mannen van het kaliber Pericles of Themistocles, maar aan waardeloze schooiers als Spartacus.

Het begrip traditie, zoals Hannah Arendt dat beschrijft in haar essay “Traditie en de moderne tijd” uit 1961, komt in Psellus’ tekst direct en duidelijk naar voren. Wat wij vandaag als een groot kenmerk van de democratie beschouwen, de gelijkheid van alle burgers, vond geen genade in de ogen van de auteur. Toch is zijn tekst een belangrijk inzicht van onze cartografie: de Senaat verhuisde uit het Oude Rome, en de absolute republikeinse gelijkheid onder de burgers hield nog steeds stand en maakte van het Romeinse Rijk een res publica in de oude zin van het woord. Verbazingwekkend genoeg is de ideale staat van vandaag precies wat Psellus in de Romeinse staat van zijn tijd bekritiseerde: niet alleen een polity geregeerd door de demos δήμος, maar ook door de laos λαός.

Constantinopel is de keizerlijke en senatoriale hoofdstad. Tussen 1050 en 1100 vonden echter twee grote veranderingen plaats: eerst hield de “volks “regering van de Macedoniërs op te bestaan met de dood van Theodora in 1055 en het falen van de Macedonische lijn. Aristocraten grepen de macht en behielden die tot 1453 (met uitzondering van de Romeinse polity in oude stijl van de Lascaris in Nicaea, waarin het volk een grote rol speelde). De tweede verandering is de komst van de Seltsjoeken. Na de slag bij Mantzikert in 1071 trokken de Seltsjoeken door Klein-Azië en bezetten het grootste deel van het binnenland. Een deel van de Romeinse bezittingen ging voorgoed verloren.

Theodora Porphyrogenita, de laatste keizerin van de Macedonische dynastie. Afgebeeld in het boek “Heersers van het Byzantijnse Rijk” door Kibea.

Andere belangrijke veranderingen vonden plaats in het westen: in 1082 had de Venetiaanse polity een chrysobull gekregen van Alexios I, en werd dus de iure quasi-onafhankelijk. De Venetiaanse jurisdictie werd ook uitgebreid tot de Dalmatische steden, zodat sindsdien ook de Dalmatische kust door de Serenissima werd bestuurd. In Zuid-Italië gingen alle Romeinse bezittingen verloren aan de Noormannen, behalve het piepkleine hertogdom Napels, dat nog steeds onder nominaal keizerlijk gezag stond en omringd was door Normandische polities.

Een andere gebeurtenis vond plaats in 1054 en toen kon bijna niemand weten hoe catastrofaal deze zou zijn voor de toekomst. Kardinaal Humbertus (de pauselijke legaat) en de patriarch van Constantinopel Michael Cerularius excommuniceerden elkaar. De excommunicatie werd nooit uitgebreid tot de hele patriarchaten van Rome en Nieuw-Rome. Bovendien was de paus tegen die tijd, dus de excommunicatie was nietig. Maar veel later werd de gebeurtenis herinnerd als het “Grote Schisma” dat de orthodoxe Katholieke Kerk verdeelde in een Romeins/Latijns Katholiek Westen en een Romeins/Grieks Orthodox Oosten. De wederzijdse excommunicaties van Cerularius en Humbertus werden op 7 december 1965 ingetrokken door paus Paulus VI en patriarch Athenagoras.

Maar Constantinopel is nog steeds de woonplaats van keizers en senaat. De bevestiging van dit feit, vastgesteld door de teksten van het Concilie van Chalcedon zoals wij hierboven zagen, wordt ook vermeld door Anna Comnena, dochter van Alexios I en de meest vooraanstaande vrouwelijke historica van de Middeleeuwen. In haar Alexiad betoogt Anna dat, aangezien Constantinopel de hoofdstad van de Romeinen is, haar bisschop ook de opperste bisschop van de Romeinen moet zijn, en niet de bisschop van het Oude Rome. Wij zijn het niet eens met dit argument van Anna, omdat het in strijd is met de teksten van de oecumenische concilies. Toch is haar tekst over de verplaatsing van de opperste politieke macht van de Romeinen van Rome naar Constantinopel de meest geldige:16

Want toen de keizerlijke zetel van Rome naar onze inheemse Koningin der Steden werd verplaatst, evenals de senaat en het gehele bestuur, werd daar ook het aarts-hierachische primaat naartoe verplaatst. En de keizers hebben vanaf het allereerste begin het opperste recht toegekend aan het bisschopsambt van Constantinopel, en het Concilie van Chalcedon heeft de bisschop van Constantinopel nadrukkelijk in de hoogste positie verheven, en alle bisdommen van de bewoonde wereld onder zijn jurisdictie geplaatst.

Mozaïeken van de Moeder Gods tussen keizer Johannes II Komnenos en zijn echtgenote en Augusta Irene van Hongarije. 12e eeuw, Hagia Sophia.

Het Romeinse Rijk herstelde zich gedeeltelijk van de jaren 1090. De economie is nog steeds sterk, het keizerlijk hof van keizer Manuel I Komnenos (†1180) profiteert van de territoriale heroveringen van Manuel’s vader, keizer Johannes II (†1143.) Later wordt Johannes’ tijdperk als een gouden tijdperk beschouwd, en Constantinopel is nog steeds de prachtigste hoofdstad van het Christendom. Manuel oefende een zekere losse en indirecte suzereiniteit uit over de Latijnse staten in de Levant. De inscriptie van de restauratie van de Geboortekerk luidt als volgt:

Het huidige werk werd voltooid door de hand van Ephrem, monnik, schilder en mozaïekwerker, ten tijde van de grote keizer Manuel Porphyrogenitus Comnenus en ten tijde van de grote koning van Jeruzalem, onze heer Amalric, en van de allerheiligste bisschop van het heilige Bethlehem, de heer Ralph, in het jaar 6677 , tweede indictie.

Constantinopel is nog steeds de onbetwistbare zetel van de Romeinse keizers en de laatste hoofdstad van de Oudheid in een middeleeuwse wereld, tevens de hoofdstad van alle oosterse christenen, “Latijns” en “Grieks”. De Senaat is nog steeds levend en actief, maar met nog meer beperkte bevoegdheden sinds de regering van Alexios I.

Enrico Dandolo, de doge van Venetië, een afbeelding uit de 19e Eeuw.

De Oudheid beleeft haar allerlaatste dagen: in tegenstelling tot wat over het algemeen wordt gedacht, ging de Oudheid door na de val van Rome en nadat het christendom de overheersende godsdienst van de Helleens-Romeinse wereld was geworden. Het is duidelijk dat de politieke formule van de diarchie, keizers en senaat, de Oudheid is. Maar deze Oudheid was tegen die tijd stervende, zij kon de aanvallen van barbaren uit het noorden en uit het zuiden overleven, maar blijkbaar niet meer. Constantinopel had geen duidelijk alleenstaand imperium, talrijke keizers werden gekozen of uitgeroepen door de Romeinse staatselite. Bij de val was de Nieuwe Romeinse Senaat nog in leven en een van zijn laatste daden was het kiezen van een keizer. Na de val van 1204 is er geen permanente senaat meer geattesteerd: de soevereine bevoegdheden van deze beraadslagende vergadering zijn voorbij. De Venetianen en de Franken hadden een plan om het “rijk van Roemenië”, zoals zij het noemden, te verdelen. Enrico Dandolo, de zeer oude doge van Venetië, noemde zichzelf Dominus quartae partis et dimidiae totius Imperii Romaniae, Heer van het kwart en een half kwart van het rijk Roemenië. Venetië kende de Oost-Romeinse context en politiek zeer goed, want de Venetiaanse Republiek zelf was de dochter van het keizerrijk zoals we dat op deze site al in kaart hebben gebracht. Zelfs de Frankische krijgers van Champagne en Vlaanderen “gingen Romeins” en namen de plaatselijke stijl en tradities over.

De val van de Politeia/Res Publica van de Romeinen in Constantinopel is natuurlijk niet het gevolg van de onmiddellijke gebeurtenissen, maar deze gebeurtenissen zijn veeleer het gevolg ervan. Nicetas Choniates (†1217), de grote Oostromeinse geschiedschrijver van de Vierde Kruistocht, wijst in zijn Annalen op deze anomalie in de Romeinse staat. Voor hem moet de keizer gekozen worden door het volk, de senaat en het leger, volgens de zuiverste oudromeinse traditie17:

De ambtenaren van de staat hadden zich reeds voor hem uitgesproken, zijn intrede was voorbereid door zijn vrouw Euphrosyne, en althans een deel van de senaat had de afloop van de gebeurtenissen gelukkig aanvaard. Toen de burgers de proclamaties hoorden, pleegden zij geen opruiing, maar bleven van meet af aan kalm en juichten het nieuws toe, noch protesteerden zij, noch raakten zij ontstoken door rechtschapen verontwaardiging omdat zij door de troepen waren beroofd van hun gebruikelijke recht om de keizer te kiezen.

In 1220 was de Romeinse staat er niet, er waren Romeinse staten in de buurt, opvolgerstaten die beweerden de belichaming te zijn van de continuïteit van de Romeinse staat sinds onheuglijke tijden. De meest Romeinse van deze romeinse staten is die van Nicea in Klein-Azië, waar Theodoor I Lascaris een keizerlijke regering opbouwde en gekroond werd door de wettige patriarch van Constantinopel, na te zijn toegejuicht door het volk en door senatoren die Constantinopel ontvluchtten. Er werd gezegd dat zijn broer Constantijn in Constantinopel tot keizer werd gekozen door de overblijfselen van het politieke lichaam aldaar op de dag dat kruisvaarders de stad bestormden. Naast de zetel in Nicaea bouwden de Lascaris-leiders hun tweede residentie in Nymphaeum, niet ver van Smyrna en Efeze in Ionië, aan de westelijke kusten van Klein-Azië. In Nymphaeum werden belangrijke verdragen gesloten tussen de Romeinse romppolitiek en Italiaanse staten.

In Trebizond was, zoals wij reeds eerder hebben gezien, sedert vóór de val van het Keizerrijk in Constantinopel een keizerlijk aandoende regering gevestigd. De Trapezuntijnse Staat bestreek de zuidelijke kusten van de Zwarte Zee en de Krimbezittingen van het Rijk. Een derde staat ontstond in Epirus, waar Michael Komnenos-Doukas (Angelos) zijn hof en regering vestigde in Arta, en waar zijn opvolgers zouden blijven regeren tot 1449. In Constantinopel zelf regeerde een Latijns “rijk van Roemenië” dat was ontstaan op de ruïnes van het Romeinse Rijk. De vorsten van deze polity maakten aanspraak op volledige Romeinse legitimiteit als keizers, ook al waren zij in duidelijke breuk met de Romeinse traditie die aan hen voorafging.

Het Romeinse Rijk bevindt zich weer in Constantinopel: Nieuw Rome is opnieuw de zetel van het imperium. Toch bestaat er nu geen beraadslagende vergadering op senatoriale wijze, het Romeinse Rijk wordt geregeerd door keizerlijke machten. Blijkbaar werden de overige republikeinse machten – die in de Nicaeïsche Romeinse staat bestonden – afgeschaft door keizer Michael VIII Palaiologos, die meer regeerde als een feodaal dan als een Augustus van weleer. De diarchie verdween, maar nog steeds waren keizers er formeel door de wil van het volk, althans in theorie.

Het Rijk strekt zich weer uit van de Adriatische tot de Zwarte zee, maar het is een schim van wat het vóór 1204 was en vijfentwintig maal kleiner dan het Rijk van Septimius Severus. De meeste delen van continentaal Griekenland (Hellas), de Morea (Peloponnesos), en de Archipel (de Egeïsche eilanden) staan niet onder keizerlijk Romeins gezag. Bovendien wordt de toegang van het Imperium tot de Adriatische Zee geblokkeerd door Dyrrachium (Durazzo), dat betwist wordt door de Epirotes en de Angevins. De keizerlijke marine was gereduceerd tot een kleine vloot, vergeleken met de belangrijke vloot die de Angeloi in 1185 hadden geërfd. Toch was het Romeinse Rijk nog steeds een internationale politieke speler; Michael VIII kon actief deelnemen aan de Siciliaanse Vespers om zo het project van Karel Anjou om Constantinopel opnieuw te bezetten in chaos te brengen. Mich

De chrysobull van Alexios III en zijn vrouw Theodora Kantakouzene, keizers in Trebizond, aan het Vatopedi-klooster van de berg Athos, ca. midden 14de eeuw. De keizerin heeft dubbelkoppige adelaars op haar wapenschilden.

ael richtte ook een zuil op om de herovering van de Romeinse hoofdstad te vereeuwigen, in dit opzicht was hij als de Romeinen van weleer.

Maar de Constantinopolitische politiek deed het keizerlijk establishment de Aziatische kant van het Rijk verwaarlozen: de Akritai-krijgers, voorvaderlijke verdedigers van Klein-Azië in het verlengde van de duizendjarige Romeinse traditie van de limitanei, werden voor hun eigen gelaten.

Er bestonden andere centra van imperia, Trebizond voor de Romeinse staat Trapezuntine; de vorst van Trebizond droeg de titel van keizer-autocrator van het Oosten. Trebizond beheerste nog steeds de Krimbezittingen (Perateia.) Arta was het centrum van de Epirote staat. De Romeinse staat in Thessalië vloeide voort uit de Epirote staat en was gecentreerd rond Neopatras, tegenwoordig bekend als Ypati, in centraal Griekenland.

In de Palaiologische periode werd de dubbelkoppige adelaar als symbool van de Romeinse staat veralgemeend, en werd het tetragrammatische kruis als embleem van de Romeinse staat ingevoerd. Deze twee symbolen sierden wapenschilden, emblemen, kleding, keizerlijke bulten en decreten, en gebouwen. Trapezuntijnse keizers en Epirote gouverneurs gebruikten ook de dubbelkoppige adelaar.

Op de kaart ziet het Romeinse Rijk eruit als een kleine staat waarvan het erfgoed en de naam veel groter zijn dan het huidige. De Ottomaanse Turken bezetten het grootste deel van de rest van de Aziatische bezittingen van het Rijk en werden soeverein over gebieden in de buurt van Constantinopel, de keizerlijke hoofdstad. De twee keizerlijke residenties Nicaea en Nymphaeum vielen. Nicomedia, een oude keizerlijke residentie, volgde. De Romeinse bezittingen zijn nu gereduceerd tot enkele ongelijksoortige steden zoals Pegai, Heraclea in Bithynië, Amastris en Philadelphia, zoals we later zullen zien. In de Morea is Mystras nu de zetel van een “despotaat” dat meer leek op een typisch westerse apanage, maar het volgde nog steeds de keizerlijke nominale heerschappij en sommige bevoegdheden werden nooit overgedragen van Constantinopel (zoals bijvoorbeeld wetgevende bevoegdheden, de Morea voerden geen nieuwe wetten in). Constantinopel, de keizerlijke hoofdstad, beheerst nog steeds het grootste deel van Thracië en de stad Thessalonica. We weten wel dat keizer Manuel II Palaiologos nog steeds ΒΑCΙΛΕΥC ΚΑΙ ΑΥΤΟΚΡΑΤΩΡ ΡΩΜΑΙΩΝ ΚΑΙ ΑΕΙ ΑΥΓΟΥCΤΟC wordt genoemd, en zijn echtgenote keizerin Helena Dragasis ΑΥΓΟΥCΤΑ ΚΑΙ ΑΥΤΟΚΡΑΤΟΡΙCΑ ΡΩΜΑΙΩΝ op het miniatuur van de familie, geschonken door Manuel Chrysoloras aan de koninklijke abdij van Saint-Denis bij Parijs rond 1408.

Keizer Manuel II afgebeeld als Augustus in de Tres Riches Heures (ca.1415)

Keizer Manuel II afgebeeld als Augustus in de Très Riches Heures (ca.1415) ©Photo. R.M.N. / R.-G. Ojéda.

Trebizond is nog de zetel van een Trapezuntijnse keizerstaat, Arta van de Epirote. Philadelphia in Klein-Azië is nog Romeins, maar wordt bestuurd door een eigen bisschop, die met de burgers zelfbestuur instelt op de Romeinse wijze. Zo beheerste de geïsoleerde stad haar eigen imperium, terwijl zij theoretisch onder het keizerlijk gezag bleef. Op de Krim was Gothia inmiddels autonoom en onder haar eigen vorsten van de familie Gabras (die Trebizond bestuurde onder de Komnenos keizers in Constantinopel). De vorsten waren nog steeds nominaal trouw aan de keizer in Trebizond en beschouwden zichzelf nog steeds als Romeinen. Maar zij behielden hun verkleinde imperium in Theodoro/Mangup in de bergen van de zuidelijke Krim, tussen de Genuezen en de Tataren.

In 1400 gaat keizer Manuel II Palaiologos naar het westen op een reis om te verzamelen wat nodig is om de catastrofe te stoppen en het Romeinse Rijk te redden. Voor het eerst sinds Constans II “van Sicilië” bezoekt een Romeinse keizer in directe continuïteit met de Oudheid de westelijke landen, en de eerste die voet zet in Brittannië sinds duizend jaar (de laatste was Theodosius de Grote.) De reis van Manuel II was niet vruchtbaar omdat de westerse vorsten meer zin leken te hebben om elkaar te bestrijden dan om het noodlijdende Romeinse Rijk te redden. Toch bleef het prestige van de Romeinse continuïteit fascineren: in de Très Riches Heures du Duc de Berry, een van de beste en meest complete laatmiddeleeuwse manuscripten (gemaakt in de jaren 1410), wordt Manuel II afgebeeld als Octavianus Augustus Caesar, de eerste Romeinse keizer, die Maria bidt met de profetes Sibylla uit de Grieks-Romeinse Oudheid (Folio 22.) Manuel is nog steeds de directe lijn van Augustus. In hetzelfde document wordt hij ook afgebeeld in Folio 51, als koning Melchior, één van de drie koningen der Wijzen in het Bijbelse verhaal van de Geboorte. Nieuw Rome is nog steeds de zetel van Augustus.

Tegelijkertijd werd het kwellende Romeinse Rijk een centrum van een culturele renaissance. Geleerden als Bessarion, Manuel Chrysoloras, John Argyropoulos, Constantine Lascaris en Gemistos Pletho onderwezen Griekse en Griekse literatuur en wetenschap in Italië en stonden aan de wieg van de Italiaanse Renaissance. Chrysoloras (+1415) doceerde in het Oude Rome en schreef een beschrijving van zowel het Oude als het Nieuwe Rome. De inscriptie op een van zijn afbeeldingen, bewaard in het British Museum, luidt Patria Roma Nova est; Vetus altera patria Roma: In Latium per me Graecia docta venit, dat wil zeggen: “Mijn vaderland is Nieuw Rome, mijn andere is Oud Rome, ik ben in Latium om Griekse kennis bij te brengen.”

De laatste momenten voor de val van 1453: Constantijn XI Palaiologos tussen Julius Caesar en Constantijn de Grote. Door Rana Venturas

De eerste pagina van het Bergshammar Armorial, ca.1440, met de twee vorsten van Duitsland en van Constantinopel als keizers, gevolgd door de koningen van Frankrijk en van Denemarken.

Het Romeinse Rijk lijkt meer op een stadstaat. Constantinopel is nog steeds de formele zetel van het Romeinse Rijk, maar de laatste keizer, Constantijn XI, werd gekozen en gekroond in Mystras van de Morea, dat inmiddels was uitgegroeid tot een hof dat bijna even belangrijk was als dat van de stad Constantijn. Het nieuwe Rome beheerste Thracië slechts tot aan de Anastasische Muur, met een zeer dunne strook kustland in het noorden. Maar in het christendom is het nog steeds het Rijk, Constantinopel is nog steeds een beetje het Romeinse Rijk, natuurlijk toegevoegd aan het Germaanse Rijk dat beweerde Romeins en heilig te zijn. Dit is bijvoorbeeld te zien in de wapenrollen zoals het Bergshammar Armorial, uitgegeven in Brabant rond het jaar 1440 en vandaag online beschikbaar in het Nationaal Archief van Zweden. De keizer in Constantinopel wordt nog steeds genoemd aan het begin van alle christelijke vorsten, samen met de Duitse keizer.

Arta, en daarmee Epirus, viel dit jaar in handen van de Ottomanen. Trebizond en Theodoro zijn nog steeds de zetels van respectievelijk het Trapezuntijnse rijk en het Gothische vorstendom.

Constantinopel zoals afgebeeld door Cristoforo Buondelmonti, ca.1422 in het Liber Insularum Archipelagi. Het boek werd na de zondeval gepubliceerd, maar geeft de stad nog steeds weer als de Romeinse hoofdstad die de cartograaf kende.

Het Romeinse Rijk is niet meer, Constantinopel viel op 29 mei 1453 in handen van de Ottomanen. De laatste Romeinse keizer, Constantijn XI, stierf bij de verdediging van zijn hoofdstad en zijn volk. Hij werd bijgestaan door de megas doux Lucas Notaras en door Giovanni Giustiniani Longo en enkele anderen. Enkele dagen na de val werd Lucas Notaras onthoofd, en Giustiniani Longo stierf in Chios, aan zijn verwondingen. De Romeinse Staat stierf na meer dan 2200 jaar, geboren in Rome om te sterven in Nieuw Rome. De laatste der Romeinen, Constantijn XI, wordt door de orthodoxe en oosters-katholieke kerken vereerd als martelaar.

Maar er zijn nog steeds Romeinse staten, die een vorm van imperium beheersen zonder het Romeinse Rijk te zijn. Mystras was nog steeds een formele zetel van de Palaiologoi despoten van de Morea, Romeinse opvolgers; Trebizond was nog steeds de zetel van het Trapezuntijnse rijk en van een keizer wiens legitimiteit rechtstreeks voortvloeide uit de Romeinse Staat (die weldra zou vallen); van Theodoro verzetten de Gabras vorsten van Gothia zich nog steeds. In mei 1460 viel Mystras ten prooi aan de invallers, terwijl de bevolking naar Monemvasia en Venetië vluchtte; Trebizond volgde in augustus 1461 en daarmee alle imperium dat voortkwam uit het Romeinse Rijk van weleer; in 1463 werd de laatste keizer van Trebizond, David II Megas Komnenos, samen met zijn drie zonen en neef onthoofd, en hij wordt ook door de orthodoxe en oosters-katholieke kerken vereerd als martelaar. Theodoro/Gothia bleef over als de laatste Romeinse staat in directe continuïteit met de Romeinse keizerlijke ononderbroken traditie, maar uiteraard zonder zelf keizerlijk te zijn. Theodoro viel in december 1476 ten prooi aan de Ottomaanse invallers.

Op het Italiaanse schiereiland was kardinaal Bessarion een voorvechter van zijn geboorteland Romanland en zijn hoofdstad Constantinopel. Anna Notaras, de geleerde dochter van Lucas Notaras, woonde na de val in Rome en daarna in Venetië, waar zij de stichtster werd van de plaatselijke kerk en de plaatselijke Romioi Ρωμιοί (letterlijk Romeinse) Griekse gemeenschap…

En zelfs in de 20e Eeuw kon Melina Merkouri Είμαι Ρωμιά zingen! En Constantijn Kavafis kon zijn gedicht Πάρθεν18 schrijven :

Ik heb demotische liederen gelezen,

Ik heb ook rouwliederen gelezen over het verlies van de Stad,

“Ze namen de stad, ze namen haar, ze namen Thessalonica.”

…..

Maar, helaas, “Een noodlottige vogel komt uit Constantinopel,”

Roemenië is ingenomen

Cavafy’s gedicht is gebaseerd op populaire liederen uit de Pontos en elders. In de volksmond leeft Constantinopel nog steeds als de hoofdstad van Roemenië. De 1500 jaar Romanitas/Ρωμιοσύνη leven nog steeds in populaire liederen, in de Kalanda-tradities, in de oostelijke kerkelijke kalenders, in de literatuur en onder serieuze historici.

De ROMANSE HOOFDSTEDEN 27 v.Chr. – 1461 n.Chr.

We brengen alle hoofdsteden van het Romeinse Rijk tussen 27 v.Chr. en 1461 n.Chr. in kaart. We brengen de hoofdsteden van het Romeinse Rijk per imperium en per senatoriale macht in kaart. Toch is de cartografie niet exclusief: sommige steden hadden tegelijkertijd keizerlijke soevereine functies, en in volledige legitimiteit.

Steden waar keizerlijke machten zetelden

Constantinopel is de langst dienende hoofdstad van het Romeinse Volk. Rome volgt. Milaan, Ravenna, Thessalonica, Trier, Antiochië, Nicomedia, Sirmium en Syracuse waren keizerlijke zetels. Sommige meer dan honderd jaar, en Syracuse slechts zes jaar. Van deze groep waren alleen Rome en Constantinopel vastgelegd in de Romeinse wettelijke codificaties, zoals we hierboven zagen in de Digest van Justinianus. Sommige steden zijn zetels van enige imperiumbevoegdheden, maar niet van volledige. We sommen ze ook op:

Steden zetels van rump of gedeeltelijke keizerlijke machten

Trebizond was de zetel van een Romeins rijk, het “Rijk van het Oosten” tussen 1204 en 1261. Arta was ook de zetel van een Romeinse staat in Epirus. Nicea en Nymphaeum waren samen de zetel van een Romeins rijk dat Constantinopel kon terugwinnen. Constantinopel zelf was de zetel van een rijk in Roemenië.

In het westen was alleen Salona de zetel van Julius Nepos, de laatste de iure West-Romeinse keizer, tussen 476 en 480.

Steden met senatoriale macht

De twee Romeinen zijn de enige steden die als zetel van senatoriale macht dienden. De Oude Romeinse Senaat leefde langer dan de Nieuwe Romeinse Senaat als we rekening houden met de mythische verhalen, terwijl als we alleen kijken naar historisch gedocumenteerde tijden de Nieuwe Romeinse Senaat langer diende.

Hoofdsteden van het Romeinse Rijk

Door de drie kaarten over elkaar te leggen krijgen we de uitgebreide kaart van de hoofdsteden van het Romeinse Rijk.

We kunnen enkele conclusies trekken voor verder onderzoek:

1)Ubi Senatus, ibi Roma?

Er waren talrijke keizerlijke zetels, de klassieker van Ubi Caesar, ibi Roma zoals we die eerder zagen bestaat wel degelijk. Toch bleef Rome de plaats waar de Senaat zetelde, eerst in het oude Rome en daarna in Constantinopel. Ubi Senatus, ibi Roma? Dat is mogelijk. Het in kaart brengen van de stad bevestigt de hypothesen van Anthony Kaldellis in zijn Byzantijnse Republiek: de lange levensduur van Constantinopel als hoofdstad van het Romeinse Rijk lijkt te zijn geworteld in haar senatoriale rol. Keizers wisselden van residentie, de Senaat niet.

2)Nieuw Rome is het langst overlevende Rome

Nieuw Rome overleefde Oud Rome wel. Het werd het centrum van de Romeinse staat en het epicentrum van de Romeinse wereld, zelfs het laatste bolwerk van de Oudheid in de wereld. De Romeinse keizerlijke zetel (of, zouden wij zeggen, “volkszetel”) bleek wel degelijk veerkrachtig te zijn, de verplaatsing ervan tussen de Derde en de Zevende Eeuw was niet fataal voor het Rijk. Ongetwijfeld is de rol van de Senaat hier van essentieel belang: waar een Nieuwe Romeinse Senaat werd opgericht en opgebouwd, konden de keizers achthonderd jaar met de Senaat en tweehonderd jaar zonder de Senaat de schok doorstaan. De veerkracht van het Romeinse Rijk kwam ook tot uiting in een dialectiek van verandering en continuïteit.

De Digest van Justinianus, een van de belangrijkste codificaties van het Romeinse recht, geeft daar antwoord op, wij citeren hier Justinianus in het Boek V van de Digest:19

Want een legioen wordt geacht hetzelfde te zijn, ook al zijn velen die ertoe behoren gedood en zijn er anderen voor in de plaats gekomen; en het volk wordt geacht nu hetzelfde te zijn als honderd jaar geleden, ook al is er thans niet één meer in leven; en ook wanneer een schip zo vaak is gerepareerd dat er zelfs geen enkele plank meer over is die niet nieuw is, wordt het toch geacht hetzelfde schip te zijn. En als iemand zou denken dat een artikel een ander ding zou worden als de onderdelen ervan worden veranderd, dan zou het resultaat zijn dat wijzelf, volgens deze regel, niet dezelfde personen zouden zijn als een jaar geleden, omdat, zoals de filosofen ons informeren, de allerkleinste deeltjes waaruit wij bestaan dagelijks van ons lichaam worden losgemaakt, en andere van buitenaf ervoor in de plaats worden gesteld.

Het artikel en de kaarten zijn intellectueel eigendom van de auteur. U mag alle informatie, tekst en kaarten met de juiste citaten gebruiken. U mag de kaarten en informatie gebruiken voor academische doeleinden en academische artikelen.

Ik ben Eugene Dalianis, uit Achaia in Griekenland, een historicus en specialist op het gebied van de Oost-Romeinse/Byzantijnse geschiedenis (met name het Rijk van na 1081), zeer erkentelijk. We hadden een lange vruchtbare dialoog over de opvolgerstaten van het Romeinse Rijk in Griekenland (De Frankokratia), en hij heeft ons daar op voortreffelijke wijze over geïnformeerd.

Voetnoten

  1. In de Griekse oorsprong: Ὁ βασιλεὺς δὲ μετὰ τὴν σύνοδον ἐποίει τε τοῦτο κατὰ τὰς ἄλλας πόλεις καὶ ἐν τῇ αὐτοῦ ἐπωνύμῳ͵ ἣν Βυζάντιον καλουμένην τὸ πρότερον ηὔξησε͵ τείχη μεγάλα περιβαλὼν͵ καὶ διαφόροις κοσμή σας οἰκοδομήμασιν- ἴσην τε τῇ βασιλευυμήμασιν- ἴσην τεῇ βασιλευούσῃ Ρώμῃ ἀποδείξας͵ καὶ Κωνσταντινούπολιν μετονομάσας͵ χρηματίζειν δευτέραν Ρώμην νόμῳ ἐκύρωσεν- ὃς νόμος ἐν λιθίνῃ γέγραπται στήλῃ͵ καὶ δημοσίᾳ ἐν τῷ καλουμένῳ στρατηγίῳ πλησίον τοῦ ἑαυτοῦ ἐφίπου παρέθηκε.
  2. De titel is zelfs in de Bijbel bekend. In het evangelie van Johannes roept de menigte voor Pontius Pilatus uit: “Wij hebben geen andere koning dan Caesar!” Ουκ εχομεν βασιλέα, ει μη Caesar, ongetwijfeld geen retorisch antwoord maar een eed van trouw
  3. Buren van het Rijk noemden het bij deze naam. De Arabisch sprekende buren gebruikten een leenvertaling van het woord, Bilâd al-Rûm, terwijl de middeleeuwse westerlingen Roemenië, Romanie, en Romagne gebruikten
  4. In de Griekse oorsprong: En daartoe hebben de honderdvijftig bisschoppen van de theofiele orde, dezelfde presbyteriën op de heilige troon van het Nieuwe Rome gezet, oordelend dat het een rechtvaardige en eervolle stad is, en van de gelijke gunsten die het oudste koninkrijk van Rome genoot, en in de kerkelijke dingen die groter zijn dan het, alleen tweede aan het.
  5. In het Latijn: Igitur ab Anastasio imperatore codecillos de consolato accepit, et in basilica beati Martini tunica blattea indutus et clamide, inponens vertice diademam. Tunc ascenso equite, aurum argentumque in itinere illo, quod inter portam atrii et eclesiam civitatis est, praesentibus populis manu propria spargens, voluntate benignissima erogavit, et ab ea die tamquam consul aut augustus est vocitatus. Egressus autem a Turonus Parisius venit ibique cathedram regni constituit. Ibi et Theudericus ad eum venit.
  6. C.579-585 voordat hij de pauselijke apocrisiarius naar Constantinopel van keizers Tiberius II Constantijn en Maurits werd
  7. In de Latijnse oorsprong: Destructae urbes, euersa sunt castra, depopulati agri, in solitudine terra redacta est… Quia enim Senatus deest, populus interiit, et tamen in paucis qui sunt dolores et gemitus cotidie multiplicantur, iam uacua ardet Roma.
  8. De Perzisch-Aziatische belegering van Constantinopel bracht de Romeinse wereld in een impasse. Na de val van het Oude Rome dachten velen dat het Nieuwe Rome op het punt stond te vallen en de Helleens-Romeinse Oudheid door een genadeslag om zeep zou worden geholpen. Maar Constantinopel hield stand en de Perzische en Avaarse aanval mislukte en beide legers moesten zich op 7 augustus 626 terugtrekken. De gebeurtenis en haar verschrikkingen worden nog steeds herdacht in de Oost-Romeinse (Byzantijnse) ritus, vooral in de Akathist Hymne Ἀκάθιστος Ὕμνος, de “ontzielde hymne” zoals die werd gezongen door het volk zelf dat zijn eigen stad verdedigde.
  9. In de Griekse oorsprong:

    Σῶσον, Κύριε, τὸν λαόν σου

    καὶ εὐλόγησον τὴν κληρονομίαν σου,

    νίκας τοῖς βασιλεῦσι κατὰ βαρβάρων δωρούμενος,

    καὶ τὸ σὸν φυλάττων διὰ τοῦ Σταυροῦ σου πολίτευμα.

  10. Het woord van Griekse oorsprong is πολίτευμα, verwant aan het woord πολιτεία, en kan worden vertaald als “politiek lichaam” of “het actieve deel van de republiek of de polity”, of zelfs “regering van een politiek lichaam”, alle in verwijzing naar de Romeinse staat.
  11. In de Arabische oorsprong: وفيها أمر لاون بقلع صور الشهداء من الكنائس والأعمار والديارات، فلما بلغ غريغوريس بطريق رومية ذلك غضب، ومنع أهل رومية وأنطاكية أن يؤدوا له الخراج.
  12. De pausen hadden een “nabije” keizer nodig om Italië en hun bezittingen in die tijd te verdedigen. Karel de Grote was de zoon van koning Pepijn de Korte en de kleinzoon van Karel Martel, burgemeester van het paleis. Hij was toen een “oudste zoon van de Kerk” in het westen.
  13. In de Arabische oorsprong: ولثلاث سنين خلت من ملكه بنى مدينة القسنطينية على القخليج الآخذ من بحر مايطس، ويعرف فيهذا الوقت ببحر الخزر بحر الروم والشأم ومصر، وذلك في الموضع المعروف بطابلاا منصقع بوزنطيا وبالغ في تحصينها وإحكام بنائها، وجعلها دار مملكة له أضيفت إلى اسمه ونزلها ملوك الروم بعده إلى هذا الوقت غير أن الروم يسمونها إلى وقتنا هذا المؤرخ به كتابنا بول وإذا أرادوا العبارة عنها أنها دار الملك لعظمها .قالوا إستن بول ولا يدعونها القسطنطينية وإنما العرب تعبر عنها بذلك
  14. In de Griekse oorsprong: Ἰστέον, ὅτι ἐν τοῖς παλαιοῖς χρόνοις κατεκρατεῖτο ἡ πᾶσα ἐξουσία Ἰταλίας, ἥ τε Νεάπολις καὶ Κάπυα καὶ ἡ Βενεβενδός, τό τε Σαλερινὸν καὶ ἡ Ἀμάλφη καὶ Γαϊτὴ καὶ πǶσα ἡ Λαγουβαρδία παρὰ τῶν Ῥωμαίων, δηλονότι βασιλευομένης τῆς Ῥώμης. En nadat het koninkrijk in Constantinopel was verheven, werden al deze dingen verdeeld in twee vorstendommen, waarom ook door de koning in Constantinopel twee patriciërs zijn gezonden; en de ene aan de patriciër zal hij Sicilië en Calabrië en Napels en Amalfi hebben, En de andere patriciër was gestationeerd in Venetië, en hield Papias en Capua en al de rest.
  15. In de Griekse oorsprong: Per de hengst naar de koning. En dit is het begin van vele kwaden, waarvan hij, door de twee samen te voegen, aan de ene kant speculeert, en aan de andere kant speculeert, aan hen die rekenen; en wat het kortste van de zaak is, is vreemder, dat de lijsten van de edelen en de edelen, en van de onrechtvaardigen, en van de onbeleefden, en zelfs van de politieke klassen, noch de legers van de massa’s; al werden de Atheners niet geregeerd, en zochten de steden hun republiek; toch is voor mij dat wat goed is vervloekt en verweten, en het woord van geen adel, maar uit de opeenvolging van de geestelijkheid, Romulus de eerste, die het eerst te schande werd gemaakt van een dergelijke verwarring, de synagoge die bedorven was, en de bisschop die impopulair was. En menigmaal hebben de goden de uniformen van de Sisypheërs verwisseld; want menigmaal zijn wij ze gaan zien aan de barbaren, en de grote machten die wij geloven zijn niet Pericles, noch Themistocles, maar de eerzame Spartanen.
  16. In de Griekse oorsprong: Want de scepters werden van daar naar de koningin-stad overgebracht, zowel naar de dagelijkse als naar de dagelijkse koningin-stad, en ook naar de senaat en naar de gehele orde, en ook de orde van de tronen der aartspriesters werd overgebracht. En de koningen die altijd koningen zijn geweest, hebben het ambassadeurschap aan de troon van Constantinopel gegeven, en zelfs de synode van Chalcedon aan de opperste van Constantinopel, die de administraties van de wereld onder hem heeft verheven.
  17. In de Griekse oorsprong: Reeds had het volk van den staat hem anecdoten, en aan de vrouw Euphrosyne de ingang daartoe bereid, het deel der senaat, hoewel het niet beantwoord werd, want de dingen, die de cognaten gehoord hadden, en de lieden van den demos, die tot het publiek der herauten gesproken hadden, hadden geen der onnadenkende een kans gegeven om te spreken, Maar eerst werden allen rustig, en werden getroost in hun horen, noch werden zij getroffen door toorn, noch werden zij ontstoken tot rechtvaardige toorn, die zij voelden om hen koning te verordenen, onder de kampen, en zo werden zij afgeleid.
  18. In het Grieks:

    Dezer dagen las ik volksliedjes,
    over losbandigheden van dieven en oorlogen,
    liedjes die sympathiek zijn voor de onze. Grieks.
    Ik las ook de rouwliederen voor het verlies van Polis:

    “Ze namen Polis, ze namen het, ze namen Salonika”.
    En de Stem die daar de twee aan het zingen waren,
    “Rechts de koning, rechts de patriarch”,
    hoorde en zei nu op te houden
    “Hou op, priesters, de kaarten en sluit de vangels”
    Zij namen de Stad, ik nam het, zij namen Salonika.

    Maar van al de anderen raakte het gezang mij het meest
    De Trabzon met zijn vreemde taal
    En met het verdriet van de Grieken van die verre
    Wie misschien allen geloofden dat wij nog gered zouden worden

    Maar een noodlottige vogel, een ellendige noodlottige vogel, “die in de stad kroop”
    Met een “vleugel op elk papier, geschetst in een vleugelloos papier
    En niet in de wijngaard noch in de boomgaard
    Hij vloog en verging in de wortel van de cipres”.

    De opperpriesters kunnen (of willen) niet lezen.
    “Chiras zoon Yannikas en” hij pakt het papier,
    leest het en is helemaal opgewonden.
    “Zit’ lees’ zit’ kracht’ zit’ schud het hart.
    Nu laat ons de Roemenen van Rome zijn”.

  19. In het Latijn: Nam et legionem eandem haberi, ex qua multi decessissent, quorum in locum alii subiecti essent: et populum eundem hoc tempore putari qui abhinc centum annis fuissent, cum ex illis nemo nunc vivet: itemque navem, si adeo saepe refecta esset, ut nulla tabula eadem permaneret quae non nova fuisset, nihilo minus eandem navem esse existimari. Quod si quis putaret partibus commutatis aliam rem fieri, fore ut ex eius ratione nos ipsi non idem essemus qui abhinc anno fuissemus, propterea quod, ut philosophi dicerent, ex quibus particulis minimis constiteremus, hae cottidie ex nostro corpore decederent aliaeque extrinsecus in earum locum accederent.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.