Bipolariteit kan worden gedefinieerd als een systeem van wereldorde waarin het grootste deel van de wereldwijde economische, militaire en culturele invloed in handen is van twee staten. Het klassieke geval van een bipolaire wereld is die van de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, die de tweede helft van de twintigste eeuw heeft gedomineerd. Internationale politieke economie is volgens Robert Gilpin “de wederkerige en dynamische interactie in internationale betrekkingen van het streven naar rijkdom en het streven naar macht” (Gilpin, 1987).
Het concept van bipolariteit heeft belangrijke implicaties voor de wereldorde. Ten eerste kunnen twee rivaliserende mogendheden niet eeuwig in evenwicht blijven; de ene moet de andere overtreffen en daarom zijn conflicten onvermijdelijk in een bipolaire wereld. Van toenemend belang is ook het ontstaan van machtsblokken, die ontstaan wanneer kleinere mogendheden onder de invloed van de ene of de andere supermacht komen te staan. In dit opzicht is de wereldorde in perioden van bipolariteit niet stabiel, maar blijkt oorlogsvoering noodzakelijk om de rivaliteit tussen twee supermachten op te lossen. In dit verband lijkt het passend om een bipolaire wereld te omschrijven als een wereld die zich in een “dynamisch evenwicht” bevindt, waarin de twee partijen evenveel macht hebben, maar de ene voor korte tijd een hogere macht kan bereiken voordat de andere die macht weer evenaart om het evenwicht te herstellen.
Morgenthau was van mening dat bipolariteit “een mechanisme was dat in zichzelf de mogelijkheden bevatte voor ongehoord goed zowel als voor ongehoord kwaad.” Volgens hem maakte het “de vijandige oppositie van twee gigantische machtsblokken mogelijk”, maar gaf het ook de hoop die oppositie te kunnen reguleren door een symmetrie van macht die in stand wordt gehouden door gematigde concurrentie (Morgenthau, 1985). Waltz schreef de afwezigheid van oorlog toe aan de bipolariteit, die volgens hem minder oorlogsgevoelig was dan de multipolariteit. Hij geloofde dat oorlog voornamelijk ontstond door misrekening; staten schatten de macht en samenhang van tegengestelde coalities verkeerd in. Waltz stelde dat het internationale systeem een vreedzame overgang van bipolariteit naar multipolariteit doormaakte en hield vol dat het internationale systeem ook na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie bipolair bleef.
Susan Strange’s artikel uit 1970, “International Economics and International Relations: A Case of Mutual Neglect,” illustreert de oorsprong van IPE. IPE verwijst naar een manier van denken over de wereld die twee verbanden legt. Ten eerste zijn politiek en economie onafscheidelijk. Volgens Paul Hirst en Grahame Thompson is internationale economie altijd een term geweest die werd gebruikt om te verwijzen naar het product van de complexe interactie van economische betrekkingen en politiek, gevormd en opnieuw gevormd door de strijd van de grootmachten (Hirst & Thompson, 2002). Ten tweede is voor de internationale politieke economie het onderscheid tussen wat internationaal is en wat nationaal is, niet langer geldig. In het kader van de IPE is het van belang om vragen te onderzoeken als hoe de wereldeconomie is geëvolueerd en wat de gevolgen van deze evolutie zijn. Strange sprak over fundamentele veranderingen in het systeem met betrekking tot het verschuivende evenwicht tussen staten en markten. Zij wees op “het ongelijke tempo van verandering in het internationale politieke systeem en in het internationale economische systeem” (Strange, 1970).
Voor Joseph Nye en Robert Keohane betekende verandering een opkomende “controlekloof” tussen het streven van regeringen naar gezag en hun vermogen om dat te bereiken, gezien de beperkingen van economische onderlinge afhankelijkheid. De heropleving van handel en investeringen na de Tweede Wereldoorlog creëerde een klimaat waarin staten niet langer de enige machtige actoren waren, maar transnationale actoren populair werden naarmate zij zich inlieten met allerlei interacties over de staatsgrenzen heen. Hoewel staten nog steeds de belangrijkste actoren in mondiale aangelegenheden zijn, beweren Nye en Keohane dat zij met de uitbreiding van de wereldmarkten niet langer aanspraak kunnen maken op de exclusieve macht om uitkomsten te bepalen. Het staatscentrisme van de traditionele realistische theorie was dus niet langer relevant om de open en geavanceerde economieën van de industriële wereld te begrijpen. In plaats daarvan was een nieuw paradigma nodig. Dit neoliberale perspectief kwam bekend te staan als “complexe onderlinge afhankelijkheid”, omdat het de nadruk legde op de vele kanalen die nu vele nationale samenlevingen met elkaar verbonden en op de afwezigheid van hiërarchie tussen zaken (Keohane en Nye, 2001). Robert Cox benadrukte een nieuwe “mondiale klassenstructuur naast of bovenop nationale klassenstructuren” (Baylis & Smith, 2005). Dit werd toegeschreven aan de internationalisering van de productie door de investeringen van grote multinationale ondernemingen. Cox zag de noodzaak in van een bredere kijk op de veranderingen die gaande waren dan mogelijk zou zijn met de traditionele IR-theorie. Hij geloofde dat er nieuwe patronen van sociale relaties ontstonden waarvan verwacht kon worden dat ze de bestaande wereldorde fundamenteel zouden veranderen.
In de jaren negentig werd complexe onderlinge afhankelijkheid vervangen door een nieuw concept, globalisering. Met dit concept werd de wereld gezien als een mondiaal dorp zonder grenzen of begrenzingen. De revolutie in communicatie en informatie heeft afstanden doen verdwijnen en deze verdwijning van afstand in termen van tijd heeft een verdwijning in termen van ruimte teweeggebracht. Regeringen kunnen niet langer worden beschouwd als de machtigste actoren in de wereldpolitiek. De globalisering zou de afstanden tussen de verschillende sectoren van de wereldgemeenschap hebben vergroot, waarbij een rijke minderheid steeds rijker wordt en een arme meerderheid steeds armer. Hoewel het verdwijnen van de grenzen ertoe heeft bijgedragen dat mensen dichter bij elkaar zijn gekomen, heeft het dus ook de contrasten en ongelijkheden tussen hen benadrukt.
Met het einde van de bipolariteit en het verdwijnen van de barrières tussen mensen, ontstaat er volgens Mohamed Sid-Ahmed een unipolaire wereld, een wereldorde die gebaseerd is op globalisering (Mohammed, 1998). Hij sprak van een nieuwe bipolariteit die volgens hem bestaat tussen degenen die zich identificeren met de nieuwe orde en degenen die zich daartegen verzetten, niet omdat zij zich ideologisch verbonden voelen met een alternatieve wereldorde, maar omdat zij vervreemd zijn van wat zij zien als het falen van de nieuwe orde om aan hun aspiraties tegemoet te komen, (Mohammed, 1998).
Ultimately, bipolarity is based on constant tension, which leads to competition, and ultimately, war. De internationale politieke economie wordt beschouwd als het belangrijkste brandpunt van de krachten van de globalisering en de belangrijkste manier waarop de globalisering in de wereld wordt overgebracht. Het is duidelijk dat de wereld een complex geheel vormt, dat niet alleen de vraagstukken omvat die voortvloeien uit de uitdagingen voor de macht en de legitimiteit van de staat, maar ook een diepere analyse omvat van de veranderingen die zich op mondiaal en lokaal niveau voltrekken. Globalisering is duidelijk een verschijnsel met vele facetten dat zich niet laat simplificeren.
Baylis, John, Steve Smith, and Patricia Owens. De globalisering van de wereldpolitiek: An Introduction to International Relations, 2005
Cohen, Benjamin J. Organizing the World’s Money: The Political Economy of International Monetary Relations (New York: Basic Books), 1977.
Gilpin, Robert. The Political Economy of International Relations (Princeton, NJ: Princeton University Press), 1987.
Hans Morgenthau en Kenneth Thompson. Politics Among Nations, 6e editie, New York: McGraw Hill, 1985.
Hirst en Thompson. De toekomst van globalisering: Cooperation and Conflict, 2002.
Huntington, Samuel P. The Clash of Civilizations? The Debate, New York, Foreign Affairs, 1996 (ed.)
Keohane, Robert O. After Hegemony: Cooperation and Discord in the World Political Economy (Princeton, NJ: Princeton University Press), 1984.
Mohammed, Sid-Ahmed. Een nieuwe versie van bipolariteit. Caïro. Augustus 1998 <http://weekly.ahram.org.eg/1998/391/op3.htm>.
Mohammed, Sid-Ahmed. Rethinking the Global Village. Caïro. Maart 2000 <http://weekly.ahram.org.eg/2000/470/op2.htm>.
Strange, Susan. Sterling and British Policy (Londen: Oxford University Press), 1971.
Waltz, Kenneth. Man, the State and War (New York: Columbia University Press), 1959.
–
Verschreven door: Dana-Marie Seepersad
Written voor: Marlon Anatol
Schrijven aan: University of the West Indies
Datum geschreven: 2008
Verder lezen over E-International Relations
- Imperialism’s Legacy in the Study of Contemporary Politics: The Case of Hegemonic Stability Theory
- Post-Race Rhetoric in Contemporary American Politics
- IPE and Transnational Criminal Law: An Imperfect Yet Fruitful Relationship
- How Do Everyday Objects and Practices Relate to IPE?
- Assessing the Merits of Post-Fordism from a Gendered IPE Approach
- The Colonisation of Thought in Contemporary Climate Change Governance Models