Religie
Toen Elizabeth op de troon kwam, had Engeland een reeks religieuze stuiptrekkingen doorgemaakt. Het was voor haar van vitaal belang iedereen te kalmeren, hen te verzekeren dat zij om hen gaf, en tegelijk gewelddadige reacties te vermijden. Dit was een weg die alleen een briljant tacticus met succes kon bewandelen.
Wat haar eigen religieuze overtuigingen waren is onmogelijk te zeggen. De katholieken hielden hartstochtelijk vast aan het geloof in transsubstantiatie: dat het brood en de wijn in de mis werkelijk het lichaam en bloed van Christus waren. Wat geloofde zij? Elizabeth omzeilde dit op briljante wijze –
Hij was het woord dat het sprak,
Hij nam het brood en brak het,
En wat dat woord ervan maakte,
Dat geloof ik, en neem het.
Als heerseres heeft zij “niet getracht vensters te maken in de zielen der mensen”. Dus zolang je je maar conformeerde, fatsoenlijk en in het openbaar, kon je privé geloven wat je wilde.
Een nuttige gids voor conformiteit werd gepubliceerd als het Book of Common Prayer, enigszins gewijzigd ten opzichte van de versie die voor het eerst werd uitgegeven tijdens het bewind van Edward VI. Er waren 39 Artikelen van Godsdienst, sommige obscuurder dan andere. Transsubstantiatie werd afgedaan als ‘strijdig met de duidelijke woorden van de Schrift … en heeft aanleiding gegeven tot veel bijgeloof’. Bijgeloof was precies wat de nieuwe Kerk van Engeland weg wilde vegen. Het ging gepaard met ‘het vagevuur, aflaten, verering en aanbidding van beelden en relikwieën, en ook het aanroepen van heiligen’. Voor iemand die geboren was vóór Hendrik VIII zich in 1531 losmaakte van Rome, die de korte nachtmerrie van Edwards extreem-protestantisme had overleefd en die de terugkeer naar Rome onder Mary Tudor had verwelkomd, moet deze grootscheepse afbraak van vertrouwde riten, relikwieën en heiligen inderdaad traumatisch zijn geweest. En de kale witte muren van de parochiekerk waren een schrale troost, vergeleken met de parabels en heiligen die een katholieke kerk kleurrijk hadden verrijkt. De enige kleur die aan het witkalkpenseel ontsnapte was het glas-in-lood in de ramen, waarvan de vervanging te duur zou zijn geweest.
Maar er waren voordelen aan de nieuwe godsdienst. De dienst was in het Engels, duidelijk uitgesproken door de priester, die vanaf een preekstoel naar zijn gemeente stond te kijken, in plaats van het oude, onbegrijpelijke Latijn dat rond het altaar werd gemompeld. De gemeente was nu grotendeels geletterd, en kon de dienst volgen in het Book of Common Prayer. Er was een exemplaar beschikbaar in elke kerk, evenals de Bijbel in het Engels en Erasmus’ Parafrases on the Gospels, die samen voldoende geestelijk voedsel vormden voor ieder mens.