1. Voor de mannelijke steekproef tellen de percentages niet op tot 100% omdat in twee gevallen de toewijzing aan een genderrolgroep onmogelijk was vanwege te veel ontbrekende waarden in de BSRI-vragenlijst.
2. Naast het in de resultaten genoemde significante sekse-effect op de categorie A Echte vrienden (p = 0,001), was er ook een vergelijkbaar sekse-effect op de verwante secundaire categorie A2 Vriendschap (Fisher’s Exact Test, p = 0.02), maar het was significant op een lager niveau dan in deze studie werd aangenomen.
3. Wanneer de mannelijke substeekproef afzonderlijk werd geanalyseerd, was het verschil in dezelfde richting, maar het was niet significant (p = 0,07).
4. Deze resultaten lijken in overeenstemming te zijn met de zelf-schema theorie, maar niet met Bem’s gender-schema theorie. Bem’s theorie stelt dat voor genderschema’s ‘gender connotaties van zowel mannelijke als vrouwelijke stimuli bijzonder saillant zullen zijn’ (Bem 1982 Bem, S.L. 1982. Gender schema theory and self-schema theory compared: a comment on Markus, Crane, Bernstein, and Siladi’s ‘Self-schemas and gender’. Journal of personality and social psychology, 43: 1192-1194. , , p. 1193), maar in de huidige studie vertoonden mannelijke individuen geen vergelijkbare reactiepatronen op vrouwelijke schema’s.