Enamel, in de anatomie, het hardste weefsel van het lichaam, dat bij zoogdieren een deel of de gehele tandkroon bedekt. Wanneer het glazuur volgroeid is, bestaat het hoofdzakelijk uit apatietkristallen die calcium en fosfaat bevatten. Glazuur is niet levend en bevat geen zenuwen. De dikte en de dichtheid van het glazuur variëren over het oppervlak van de tand; het is het hardst aan de bijtranden, of hoektanden. Het glazuur van melktanden is minder hard dan en slechts half zo dik als dat van blijvende tanden. Normaal glazuur kan in kleur variëren van geel tot grijs. Het oppervlakteglazuur is harder en minder oplosbaar en bevat meer fluoride dan het onderliggende glazuur en is zeer resistent tegen cariës (q.v.; tandbederf). Twee belangrijke misvormingen van het glazuur kunnen voorkomen: (1) hypoplasie, waarbij de hoeveelheid matrix onvoldoende is, zodat er een gebrek aan glazuur is; dit kan het gevolg zijn van infectie of ondervoeding tijdens de ontwikkeling of, in zeldzame gevallen, van een genetische afwijking; (2) hypocalcificatie, waarbij er onvoldoende calcium is en er een zacht glazuur ontstaat; dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een teveel aan fluor in de voeding. Zie ook cementum; dentine.

glazuur

Eem op een maxillaire kies.

Dozenist

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.