Het Jonge Plan werd in 1929 geformuleerd. Het Young Plan was een poging van voormalige oorlogsbondgenoten om de regering van Weimar Duitsland te steunen. In 1924 was het Dawesplan ingevoerd om Weimar uit de hyperinflatie te halen en de economie te stabiliseren. Het leek te zijn geslaagd, want 1924 tot medio 1929 worden door historici beschouwd als de “gouden jaren” van Weimar. De herstelbetalingen bleven echter een groot probleem en zelfs vóór de crash op Wall Street in oktober 1929 was Duitsland niet in staat aan zijn financiële behoeften te voldoen. Na de ‘Crash’ werd haar positie onhoudbaar.
Het Verdrag van Versailles (juni 1919) had verplichte herstelbetalingen ingevoerd. Hoewel de bevolking van Weimar Duitsland ontzet was over de enorme omvang van de herstelbetalingen, was er weinig wat zij kon doen, zo zwak was Duitsland militair. Het Dawes Plan van 1924 herschikte de herstelbetalingen van 1919 en het Young Plan verminderde de betalingen nog meer.
De commissie die de kwestie van de herstelbetalingen beoordeelde, stond onder leiding van Owen Young – vandaar de titel van het plan. In feite was het een comité dat was aangesteld door het Geallieerde Reparatie Comité. Binnen het comité waren de Amerikanen zeer dominant – een weerspiegeling van de status van de VS als ’s werelds rijkste natie. J.P. Morgan, een van ’s werelds grootste bankiers, was lid van het Amerikaanse team.
Het uiteindelijke plan was een genereuze poging om Duitsland door haar financiële pijn heen te helpen. Het Young Plan bracht de herstelbetalingen terug tot 112 miljard Gouden Mark – toen gelijk aan ongeveer 8 miljard dollar. Het geld zou worden betaald over een periode van 59 jaar, waarbij elk jaar het equivalent van 473 miljoen dollar zou worden betaald.
Een ander aspect van het Young Plan, bedoeld om Duitsland te steunen, was de feitelijke eis van terugbetaling per jaar. Duitsland moest een derde van het jaarlijks vereiste bedrag betalen als onderdeel van een verplichte overeenkomst – ongeveer 157 miljoen dollar. De overige twee derden hoefden echter alleen te worden betaald als Duitsland zich dat kon veroorloven op een manier die niet ten koste zou gaan van zijn economische ontwikkeling.
De vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk in de commissie vonden de voorwaarden te genereus, maar de commissie presenteerde de voorwaarden in juni 1929 en zij werden in januari 1930 officieel aanvaard. Vóór de ineenstorting van Wall Street en de Amerikaanse terugkeer naar het isolationisme wilden de VS graag dat Weimar Duitsland zich als een economische entiteit zou ontwikkelen. Zakenmensen in Amerika zagen hier twee voordelen in. Ten eerste zou Duitsland een waardevolle handelspartner van de VS kunnen worden. Ten tweede was er de voortdurende angst dat het communisme zich vanuit de USSR zou verspreiden. Als het Duitse volk de voordelen van het kapitalisme zou inzien, zou het de ideologie omarmen en de ‘plaag uit het oosten’ de rug toekeren. In het Verenigd Koninkrijk was er nog steeds veel bitterheid over de oorlog – het enorme gedenkteken bij Thiepval was begonnen in 1928 en was nog niet af toen het Young Plan werd ondertekend. De Menenpoort in Ieper was pas in juli 1927 klaar. De littekens van de Eerste Wereldoorlog waren dus nog steeds erg rauw in het Verenigd Koninkrijk en met de verkiezingen in 1929 in het vooruitzicht wilde geen enkele politieke partij gezien worden als ‘soft’ tegenover Duitsland. De overredingskracht van de VS was echter sterk – vandaar dat het plan werd aangenomen.
Tussen de presentatie van het Young Plan en de formele aanneming ervan vond echter de Wall Street Crash plaats. Elke vorm van financiële steun aan Weimar was zo goed als onmogelijk, omdat de VS zich in zichzelf keerde. In juni 1931 kwamen de Geallieerden overeen alle herstelbetalingen die Duitsland had moeten doen op te schorten, omdat het duidelijk was dat Duitsland in geen enkele toestand verkeerde waarin het enige vorm van betaling kon verrichten. In januari 1933 werd Hitler tot Rijkskanselier benoemd en hij wilde niet eens over herstelbetalingen praten, laat staan ze betalen. Op het moment van zijn benoeming was het Jonge Plan dood – ook al was het dat niet van tevoren.