Apis cerana japonica
Karakteristieken
Grootte: Japanse honingbijen zijn ongeveer even groot als de meer bekende Europese (of westerse) honingbij. Koninginnen zijn groter dan werksters.
KLEUR: net als Europese honingbijen hebben ook Japanse honingbijen karakteristieke gouden en zwarte banden op hun buik. Japanse honingbijen hebben echter vier banden (in vergelijking met drie bij de Europese honingbij) en ze zijn meer uitgesproken.
Zoals bij alle honingbijensoorten hebben werkbijen een stuifmeelkorf, wetenschappelijk “corbiculum” genoemd, aan hun achterpoten en een stinger. Koninginnen zijn meestal donkerder van kleur dan andere bijen.
GEDRAG: Japanse honingbijen staan bekend om een uniek gedrag dat “bee balling” wordt genoemd. De veel grotere Japanse reuzenhorzel aast op honingbijen en voedt zijn larven met andere insecten. Horzels zijn agressieve en efficiënte doders die in staat zijn honingbijenvolken te decimeren. Om dit roofdier te bestrijden, hebben Japanse honingbijen een zeer doeltreffend zwermgedrag ontwikkeld. Wanneer een horzel een Japanse honingbijenkorf binnendringt, wordt hij omringd door de werkbijen. Zij laten dan hun vliegspieren trillen, waardoor de temperatuur rond de horzel stijgt tot ongeveer 117 graden Fahrenheit, een niveau dat dodelijk is voor de horzel, maar niet schadelijk voor de bijen. Wordt hun kolonie echter aangevallen door een Aziatische reuzenhorzel, dan kunnen zij zich daartegen niet verdedigen.
Bijenballen is een veel voorkomend gedrag onder honingbijen en het heeft meestal te maken met het doden van een oude koningin. Het gebeurt wanneer de werksters “losgeslagen” zijn. Het is ook een veel voorkomend gedrag bij veel soorten die door wespen worden aangevallen.
Zoals Europese honingbijen ondergaan Japanse honingbijen een volledige metamorfose met vier levensstadia: ei, larve, pop en volwassen bij. Japanse honingbijen leven in kolonies die lijken op, maar kleiner zijn dan, Europese honingbijenkolonies. Gewoonlijk telt een Japanse bijenkolonie ongeveer 34.000 exemplaren.
Deze bijen nestelen gewoonlijk in holle ruimten, zoals holle bomen. Koninginnen zijn voortplantingsvrouwtjes, en zij leggen een enkel ei in elke broedcel. Werkbijen zijn niet-reproducerende vrouwtjes, en zij zijn verantwoordelijk voor verschillende taken binnen de kolonie, waaronder het bewaken van eieren, het schoonmaken van de korf en het produceren van honing. Alle mannelijke bijen zijn drones, en ze zijn gemaakt om te paren met de koningin.
Gelijk aan andere honingbijensoorten, zal de Japanse honingbij zwermen, het verzenden van een kleine uitloper van de kolonie naar een andere locatie om een nieuwe kolonie te vestigen. Japanse honingbijen kunnen vaker zwermen dan andere soorten.
Habitats
Japanse honingbijen zijn een ondersoort van de Aziatische honingbij (Apis cerana) en zijn inheems in Japan. Ze zijn beter bestand tegen koude dan Europese honingbijen en kunnen stuifmeel oogsten bij temperaturen lager dan 50 graden Fahrenheit.
Hoewel ze minder honing produceren dan Europese honingbijen, zijn ze efficiënter. Ze hebben een kleiner bereik en een langere foerageerperiode, waardoor ze veel van dezelfde planten kunnen bezoeken. Japanse honingbijen zijn bestuivers van verschillende planten, waaronder fruit, noten, bloemkool, okra en uien. Ze worden gehouden voor honing in de bergachtige gebieden van Japan, waar ze zich hebben aangepast aan het terrein en het klimaat.
Tips voor bestrijding
Huiseigenaren in de Verenigde Staten hoeven zich geen zorgen te maken over deze honingbijen, omdat ze niet in het land voorkomen. Aziatische honingbijen, waaronder de Japanse honingbij, zijn het slachtoffer geworden van ontbossing en verlies van nestplaatsen in hun inheemse gebieden. Bovendien heeft de introductie van de westerse honingbij in Japan bijgedragen tot een afname van het aantal soorten. Daarom wordt bestrijding over het algemeen alleen als laatste redmiddel aanbevolen.
In sommige delen van de wereld, waaronder Australië, kan de Japanse honingbij echter als een invasieve soort worden beschouwd. Nader onderzoek is nodig om te bepalen welk effect deze bijen eventueel zullen hebben op inheemse populaties in deze gebieden. Een belangrijk punt van zorg is de introductie van plagen die door de Japanse honingbij worden overgedragen en waaraan Australische honingbijen nog niet zijn blootgesteld.