De regering van de Guatemalteekse president Juan José Arévalo (1904-1990) werd gekenmerkt door belangrijke sociale wetgeving, communistische infiltratie in vakbonden en wrijving met de Verenigde Staten.
Juan José Arévalo werd op 10 september 1904 in Taxisco geboren als zoon van Mariano Arévalo, een landbouwer en veeboer, en Elena Bermejo, een onderwijzeres. Hij ging op jonge leeftijd naar school in Guatemala City; later won hij een beurs van de Argentijnse regering om aan de Universiteit van La Plata te studeren, waar hij in 1934 een doctoraat in de filosofie behaalde. In Argentinië trouwde hij met Elisa Martinez, een lerares. Na het behalen van zijn bul werd hij een ondergeschikte ambtenaar op het Guatemalteekse ministerie van onderwijs, reisde door Europa en keerde uiteindelijk terug naar Argentinië, waar hij lesgaf aan verschillende universiteiten en boeken schreef over pedagogie.
Toen een revolutie in 1944 president Jorge Ubico ten val bracht, keerde Arévalo terug naar Guatemala en werd presidentskandidaat voor de revolutionaire partijen. Hoewel Arévalo een internationale reputatie had verworven door zijn geschriften, was hij relatief onbekend in Guatemala; er waren dus weinig persoonlijke bezwaren. Dit, samen met zijn burgerlijke, middenklasse plattelandsachtergrond, professionele reputatie, jeugdigheid, en imposante voorkomen, maakte zijn kandidatuur meer aanvaardbaar. Hij won met overweldigende meerderheid de verkiezingen van december 1944.
Begin van de hervorming
Een nieuwe grondwet trad in werking op 13 maart 1945 en Arévalo’s ambtstermijn van zes jaar begon twee dagen later. Het beleid van de nieuwe president was wat hij noemde “spiritueel socialisme”, een niet nader omschreven leer van psychologische en morele bevrijding. Hij was geen “materialistische socialist”; hij dacht niet dat de mens “in de eerste plaats maag” was. Zijn socialisme behelsde geen herverdeling van materiële goederen om mensen die economisch verschillend waren gelijk te maken. Hij wilde iedere burger niet alleen het oppervlakkige stemrecht geven, maar “het fundamentele recht om in vrede te leven met zijn eigen geweten, met zijn familie, met zijn goederen, met zijn lot.”
Tijdens de eerste jaren van Arévalo’s bewind werden wetten uitgevaardigd, zoals een wet op de sociale zekerheid, een arbeidswetboek en het Instituut voor de Ontwikkeling van de Productie, alsmede wetten die de bank- en monetaire praktijken en de nationale luchtvaartmaatschappijen regelden. In de tweede helft van zijn ambtstermijn werd de regering geplaagd door politieke problemen als gevolg van onenigheid binnen de gelederen van Arévalo’s aanhangers en de presidentiële ambities van kolonel Francisco Javier Arana, hoofd van de strijdkrachten. Tijdens zijn presidentschap had Arévalo een dubbelzinnige houding ten opzichte van het communisme. Enkele vooraanstaande Guatemalteekse communisten werden het land uit gehouden en de partij mocht zich niet als officiële politieke organisatie laten registreren, maar de communistische infiltratie in de vakbonden en in andere politieke partijen was aanzienlijk. Arévalo’s betrekkingen met de Verenigde Staten waren gespannen, zowel omdat hij weigerde communistische sympathisanten te vervolgen als omdat zijn pogingen tot arbeidshervorming de enorme Amerikaanse fruitteeltbelangen in Guatemala in de weg stonden. Ook zijn steun aan verbannen leiders van Caribische dictaturen werd door Buitenlandse Zaken met argusogen bekeken.
Diplomaat en Auteur
Toen Arévalo in 1951 zijn ambt neerlegde, werd hij een rondreizend ambassadeur in Latijns-Amerika en Europa. Na de revolutie van 1954, waarbij president Jacobo Arbenz Guzmán werd afgezet, ging Arévalo in ballingschap en schreef hij boeken met veel kritiek op het beleid van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika. Vóór de geplande presidentsverkiezingen van 1963 kondigde Arévalo aan dat hij zich kandidaat wilde stellen en keerde hij clandestien terug naar Guatemala, maar na de revolutie in het leger waarbij president Miguel Ydigoras Fuentes werd afgezet, verliet hij in stilte het land; de verkiezingen werden uitgesteld. Terwijl hij nog in ballingschap leefde, werd Arévalo in januari 1969 benoemd tot ambassadeur in Chili. Van 1970 tot 1972 was hij ambassadeur in Frankrijk.
Arévalo overleed in Guatemala City op 6 oktober 1990.
Verder lezen
Twee van Arévalo’s boeken met kritiek op het beleid van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika zijn in het Engels vertaald: Antikommunism (sic) in Latin America (1959; trans. 1963) en The Shark and the Sardines (1961; trans. 1961). Korte beschrijvingen van Arévalo’s achtergrond en presidentschap staan in K.H. Silvert, A Study in Government: Guatemala (1954); Robert J. Alexander, Communism in Latin America (1957); en Ronald M. Schneider, Communism in Guatemala: 1944-1954 (1958). Zie ook Gleijeses, Piero, Shattered Hope: The Guatemalan Revolution and the United States, 1944-54 (Princeton University Press, 1991); Handy, Jim, Revolution in the Countryside: Rural Conflict and Agrarian Reform in Guatemala, 1944-54 (North Carolina, 1994); Journal of Latin American Studies: Juan Jose Arévalo and the Caribbean Legion door Piero Gleijeses (februari 1989); en Nyrop, Richard F., ed., Guatemala: A Country Study (Federale Onderzoeksafdeling, 1983). □