Het volgende commentaar behandelt de hoofdstukken 3, 4, en 5.
De ontrouw van het volk veranderde in zegen
God, wetende wat het volk was, en wat hun toestand was, had binnen de grenzen van hun land datgene achtergelaten wat gehoorzaamheid bracht aan de prooft de Filistijnen, de Sidoniërs, etc., opdat zij de oorlog zouden leren kennen, en de wegen en het bestuur van Jehovah zouden ervaren.
Dus de wijsheid en voorkennis van God, die weet wat in de mens is, veranderde de ontrouw van het volk in zegening. Uiterlijke voorspoed, zonder beproeving, zou het ongeloof niet hebben verholpen, terwijl het hun die oefeningen en conflicten zou hebben ontnomen waarin zij zouden kunnen leren wat God was, Zijn wegen en Zijn betrekkingen tot hen, evenals wat hun eigen hart was.
Wij maken dezelfde ervaring door, en om dezelfde redenen.
Othniël, Ehud en Sjamgar opgewekt als bevrijders
Ik zal nu de voornaamste onderwerpen bespreken die in de geschiedenis van dit boek aan de orde komen. Othniël, Ehud en Sjamgar waren achtereenvolgens de eerste werktuigen die door God werden opgewekt om Zijn volk te verlossen.
Eerst moeten we de mislukking van het volk opmerken, dat begint met het dienen van valse goden; daarop volgt hun dienstbaarheid. In hun benauwdheid roepen zij tot Jehovah. Dit is altijd de manier waarop verlossing komt (hfdst. 3: 9, 15; 4: 3). In dit laatste geval wijkt Jehovah af van Zijn gebruikelijke wegen. De natie had haar kracht en energie verloren, zelfs wat betreft haar binnenlandse aangelegenheden. Dit is het gevolg van herhaalde valpartijen; het besef van Gods macht is verloren gegaan.
Debora en Barak
In de periode waarover wij spreken, oordeelde een vrouw over Israël. Het was een teken van Gods almacht, want zij was een profetes. Maar het was in strijd met Gods gewone handelwijze, en een schande voor de mensen. Debora roept Barak (want waar de Geest van God handelt, onderscheidt en leidt Hij); zij deelt hem het bevel van God mee. Hij gehoorzaamt, maar het ontbreekt hem aan geloof om te handelen als iemand die rechtstreekse instructies van God heeft gehad en daarom geen andere nodig heeft. Deze directe mededelingen geven het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid, en dat Hij tussenbeide komt namens Zijn volk. Barak wil niet gaan zonder Deborah. Maar dit gebrek aan geloof strekt hem niet tot eer. Mannen zullen de plaats behouden die beantwoordt aan de maat van hun geloof; en God zal opnieuw worden verheerlijkt door de bemiddeling van een vrouw. Barak heeft genoeg geloof om te gehoorzamen als hij iemand in zijn nabijheid heeft die onmiddellijk op God kan steunen, maar niet genoeg om het zelf te doen. Dit is maar al te vaak het geval. God wijst hem niet af, maar Hij eert hem niet. In feite is het bij lange na niet hetzelfde geloof in God. En het is door het geloof dat God geëerd wordt.
De herstellende tucht van het volk in de oorlog
Wij hebben in dit geval bovendien niet te maken met de onmiddellijke vernietiging van de vijand, maar met de tucht van het volk in de oorlog om het te herstellen uit de toestand van zedelijke zwakheid waarin het was vervallen. Zij begonnen met kleine dingen. Een vrouw was het instrument; want vrees eert God niet, en God kan niet toestaan dat Zijn heerlijkheid rust op zulk een toestand als deze. Maar beetje bij beetje “kreeg de hand van de kinderen Israëls de overhand tegen Jabin, totdat zij hem vernietigd hadden.”
Het gebruikelijke gevolg van zo’n werk van de Heilige Geest als dit is het volk voor te stellen als een gewillig offer (hfdst. 5:2). Niettemin heeft de Geest van God ons getoond dat ongeloof onder het volk velen van hen had doen achterblijven; en zo verloren zij de manifestatie en de ervaring van de kracht van God. Het oordeel van God komt neer op een vervloeking waar er sprake was van een volledig achterblijven, een weigering om met het volk verbonden te zijn in hun zwakheid.