Achtergrond: Hydrocodon en oxycodon zijn de Schedule II opioïden die het vaakst worden voorgeschreven in de eerstelijnszorg. Niettegenstaande de gevaren van het gebruik van opioïden op voorschrift, is de waarschijnlijkheid van het gebruik op lange termijn van beide geneesmiddelen momenteel onbekend.
Methoden: Met behulp van een retrospectief cohortontwerp en gegevens uit een commercieel declaratiebestand voor de gezondheidszorg, vergeleken we de waarschijnlijkheid van langdurig gebruik van hydrocodon en oxycodon bij patiënten in de eerstelijnszorg die zich presenteerden met acute rugpijn. Behandeling werd gecategoriseerd als langdurig als de voorschrijfdata ≥90 dagen omspanden vanaf het eerste voorschrift tot de vervaldatum van het laatste voorschrift, en ≥120 dagen voorraad of ≥10 vullingen omvatte. Instrumentele variabele methoden en probit regressie werden gebruikt om het effect van medicijnkeuze op langdurig gebruik te modelleren, het gemiddelde behandelingseffect te schatten, en te corrigeren voor verstoring door indicatie.
Resultaten: In totaal werden 3.983 patiënten die alleen hydrocodon of alleen oxycodon voorgeschreven kregen in 2016 gedurende 270 dagen gevolgd. Langdurig opioïdengebruik werd waargenomen bij 320 patiënten (8%). Controlerend voor potentiële confounders, waaronder morfine milligram equivalenten en dosering, ging naar schatting 12% (95 CI, 10%-14%) behandeld met hydrocodon over naar langdurig gebruik versus 2% (95 CI, 1%-3%) op oxycodon. Onder patiënten die meer dan één voorschrift kregen (n = 1.866), ging naar schatting 23% (95 CI, 19%-26%) behandeld met hydrocodon over op langdurig gebruik, versus 5% (95 CI, 3%-7%) met oxycodon. Het verschil tussen de drugs werd ondersteund in sensitiviteits- en subgroepanalyses. Er werd geen steekproefselectiebias gedetecteerd.
Conclusies: Langetermijngebruik was aanzienlijk groter voor patiënten die werden behandeld met hydrocodon dan oxycodon, ondanks equianalgesie.