Origins of military rule
Analyses van de omstandigheden die tot het ontstaan van een militair bewind hebben geleid, zijn er in overvloed. Empirische studies wijzen uit dat er geen directe correlatie bestaat tussen de omvang van het leger of zijn budget en de neiging om de macht te grijpen. Voorts zijn de redenen voor hiërarchische staatsgrepen (geleid door de hoge legerleiding) vaak verschillend van die voor staatsgrepen geleid door lagere officieren (die met de rang van kapitein of lager). Veel nuttiger is het onderscheid tussen factoren binnen de strijdkrachten, binnenlandse politieke variabelen en internationale invloeden. In de eerste categorie kunnen schendingen van de militaire hiërarchie door burgerpolitici, een uitbreiding van de militaire capaciteit of het militaire taakbesef, en een verhoogd gevoel van dreiging allemaal staatsgrepen uitlokken. Wat de binnenlandse politiek betreft, is geconstateerd dat een hoge mate van politiek conflict (vooral etnische en religieuze conflicten), economische crises, zwakke politieke partijen (vooral rechtse partijen), en staatsinstellingen met een geringe capaciteit, voorafgaan aan militaire machtsovernames. Van belang in die categorie is ook het imago van het leger in de nationale politiek en, in het bijzonder, de mate waarin de bevolking het leger identificeert met bepaalde positieve nationale waarden. Internationaal kunnen de dreiging van of een nederlaag in een oorlog, buitenlandse politieke en militaire bijstand, en een gunstig internationaal klimaat, met inbegrip van militair bewind in buurlanden en internationale erkenning van militaire regimes, staatsgrepen vergemakkelijken. In sommige regio’s is een “cascade-effect” waargenomen, waarbij een militair bewind, dat eerst in één land wordt gevestigd, in de daaropvolgende jaren ook elders optreedt, hetgeen leidt tot samenwerking tussen militaire regimes. (Zo werd de staatsgreep van 1964 in Brazilië gevolgd door een staatsgreep in Argentinië in 1966, staatsgrepen in Chili en Uruguay in 1973, en nog een staatsgreep in Argentinië in 1976.)
De concurrentie tussen supermachten was waarschijnlijk een belangrijke factor bij de proliferatie van militaire regimes tijdens de Koude Oorlog. Grote hoeveelheden militaire steun van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie versterkten de militaire capaciteit in geallieerde of “cliënt”-staten. Binnen de Amerikaanse invloedssfeer droeg de grotere nadruk op binnenlandse veiligheidsrisico’s in de nasleep van de Cubaanse Revolutie (1959) bij tot een toename van de directe militaire betrokkenheid bij de politiek. Sinds het einde van de Koude Oorlog en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, is het aantal militaire regimes in de ontwikkelingslanden duidelijk afgenomen.