De combinatie van discordantie in gewicht en prematuriteit impliceert een hoge perinatale morbiditeit en mortaliteit voor de getroffen tweelingen. Verschillende pathomechanismen kunnen verantwoordelijk zijn voor het gewichtsverschil bij tweelingen, waaronder een verschillend genetisch groeipotentieel bij dizygote tweelingen, placenta-insufficiëntie bij één tweeling, en chronische foetale transfusie (CFFT). Er is weinig bekend over de neonatale morbiditeit en mortaliteit van discordante tweelingen. Daarom werd een retrospectieve, case-gecontroleerde studie uitgevoerd bij premature discordante tweelingen tot 34 weken zwangerschap. Zevenentwintig (27,3%) van de 99 in onze kliniek geboren tweelingparen hadden een geboortegewichtsverschil van meer dan 20%. De controlegroep bestond uit 27 niet-discordante tweelingen die gematcht waren voor zwangerschapsduur. Discordante tweelingen vertoonden een significant hogere mortaliteit (19%) dan de controle tweelingen (2%). Ernstige intracraniële bloeding (ICH) en persisterende ductus arteriosus Botalli (PDA) werden vaker gevonden bij discordante tweelingen dan in de controlegroep. De verhoogde mortaliteit en morbiditeit van discordante tweelingen in vergelijking met concordante tweelingen gematcht voor zwangerschapsduur wijst erop dat de verhoogde morbiditeit en mortaliteit van te vroeg geboren discordante tweelingen niet alleen te wijten is aan prematuriteit, maar ook te maken heeft met de discordantie zelf. Dertien (48.1%) van de tweelingen met een discordant gewicht voldeden aan de criteria voor CFFT. Tweelingen met CFFT verschilden significant van de controles wat betreft de incidentie van mortaliteit en het percentage ernstige ICH, PDA, en de noodzaak van postnatale cardiopulmonaire resuscitatie. Daarentegen werden er geen significante verschillen gevonden tussen tweelingen zonder CFFT en controles. CFFT lijkt dus een belangrijke factor te zijn voor een verhoogde mortaliteit en morbiditeit van gewicht discordante tweelingen. Intra-tweeling analyse toonde een hoger percentage postnatale hypoglykemie bij de kleinere tweelingen, waarschijnlijk veroorzaakt door onvoldoende glycogeen opslag als gevolg van intra-uteriene ondervoeding. De mortaliteit was hetzelfde voor zowel de grotere als de kleinere tweelingen. Er kan worden geconcludeerd dat de neonatale uitkomst van kleinere tweelingen die intra-uteriene ondervoeding hebben overleefd, dezelfde is als bij grotere tweelingen. Analyse tussen tweelingen met CFFT bracht geen significante verschillen aan het licht, behalve een hoger percentage ICH graad 2-4 bij de grotere tweelingen, wat verklaard zou kunnen worden door hypervolaemie van de ontvanger.
Conclusie: Morbiditeit en mortaliteit van gewicht discordante tweelingen zijn verhoogd. CFFT lijkt een belangrijke factor te zijn voor de verhoogde mortaliteit en morbiditeit. De postnatale mortaliteit was gelijk bij de acceptor en de donor; de acceptor had echter een hogere postnatale morbiditeit.