Inleiding: Tijdens seksuele stimulatie, melden sommige vrouwen de afscheiding van een merkbare hoeveelheid vloeistof uit de urinebuis, een fenomeen dat ook “squirten” wordt genoemd. Tot op heden blijven zowel de aard als de oorsprong van squirten controversieel. In dit onderzoek hebben we niet alleen de biochemische aard van het uitgestoten vocht geanalyseerd, maar ook de aanwezigheid van een bekkenvochtverzameling onderzocht die het gevolg zou kunnen zijn van seksuele opwinding en een massale vochtuitstoot zou kunnen verklaren.
Methoden: Zeven vrouwen, zonder gynaecologische afwijkingen en die recidiverende en massale vochtuitstoot rapporteerden tijdens seksuele stimulatie, ondergingen geprovoceerde seksuele opwinding. Echografisch onderzoek van het bekken werd uitgevoerd na vrijwillig urineren (US1), en tijdens seksuele stimulatie vlak voor (US2) en na (US3) squirten. Ureum, creatinine, urinezuur, en prostaat-specifiek antigeen (PSA) concentraties werden beoordeeld in urinemonsters vóór seksuele stimulatie (BSU) en na squirten (ASU), en squirting monster zelf (S).
Resultaten: Bij alle deelnemers bevestigde US1 grondige blaasleegte. Na een variabele tijd van seksuele opwinding, toonde US2 (net voor het squirten) een merkbare vulling van de blaas, en US3 (net na het squirten) toonde aan dat de blaas weer geleegd was. Biochemische analyse van BSU, S, en ASU toonde vergelijkbare ureum-, creatinine-, en urinezuurconcentraties bij alle deelnemers. Toch, terwijl PSA niet werd gedetecteerd in BSU in zes van de zeven deelnemers, was dit antigeen aanwezig in S en ASU in vijf van de zeven deelnemers.
Conclusies: De huidige gegevens op basis van ultrasonografische blaascontrole en biochemische analyses wijzen erop dat squirten in wezen de onvrijwillige uitstoot van urine is tijdens seksuele activiteit, hoewel er vaak een marginale bijdrage van prostaatafscheidingen aan de uitgestoten vloeistof bestaat.