Een retrospectieve case serie waarin de werkzaamheid van chirurgische resectie van de dorsale exostosis deformiteit van de metatarsocuneiforme gewrichten werd getest, werd uitgevoerd. Chirurgie werd uitgevoerd bij 26 opeenvolgende patiënten (28 voeten), bij wie eerdere conservatieve therapie had gefaald. Alle 26 patiënten hadden bursitis ter hoogte van de dorsale exostosis deformiteit. De patiënten werden verdeeld in 2 groepen: groep 1, die met bursitis en neuritis vóór de operatie (n = 13; 46,4%), en groep 2, die met bursitis zonder neuritis (n = 15; 53,5%). Beide groepen werden geëvalueerd met een 11-punts visuele analoge schaal, toegediend preoperatief en ≤ 1 jaar postoperatief. De gemiddelde pijnwaardering bij de patiënten met neuritis en bursitis vóór de operatie (7,31 ± 2,8) en bij die met bursitis zonder neuritis (6,67 ± 3,4) was beide afgenomen tot 0 op 6 maanden en 1 jaar na de operatie. Na de operatie werd bij 7 patiënten (25,2%) een neuritis vastgesteld. Van deze 7 patiënten hadden 4 (57,1%) een voortzetting van de neuritis die al voor de operatie aanwezig was en 3 (42,9%) hadden een begin van neuropraxie die secundair was aan de operatie zelf. Dit zou het gevolg kunnen zijn van het terugtrekken van de zenuwen tijdens het verwijderen van de uitloper. Uiteindelijk verdwenen alle gevallen van neuritis. Bij één patiënt (3,6%) groeide de misvorming van de dorsale exostosis weer aan, bij 1 (3,6%) ontstond een abces op de operatieplaats, en bij 1 (3,6%) ontstond elders pijn in het Lisfranc-gewricht. Alle patiënten werden vervolgens in onze instelling behandeld en waren pijnvrij en hadden binnen 1 jaar weer volledige activiteit. Deze resultaten suggereren dat resectie van de dorsale exostosis deformiteit van de metatarsocuneiforme gewrichten een effectieve chirurgische procedure is voor patiënten met deze deformiteit.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.