Wanneer het influenzavirus in de luchtwegen terechtkomt, via aerosol of door contact met speeksel of andere respiratoire afscheidingen van een geïnfecteerde persoon, hecht het zich aan epitheelcellen en vermeerdert het zich in deze cellen. Het virus vermenigvuldigt zich in cellen van zowel de bovenste als de onderste luchtwegen. De vermenigvuldiging van het virus leidt, in combinatie met de immuunreactie op de infectie (die we in latere berichten zullen bespreken), tot vernietiging en verlies van cellen die de ademhalingswegen bekleden. Wanneer de infectie afneemt, wordt het epitheel geregenereerd, een proces dat tot een maand kan duren. Hoest en zwakte kunnen tot 2 weken na de infectie aanhouden.
In een recent artikel zijn gegevens bijeengebracht van een aantal studies waarin aan menselijke vrijwilligers influenzavirus werd toegediend en de productie van virus en griepachtige verschijnselen werden geregistreerd. De resultaten zijn samengevat in deze grafiek:
Vrijwilligers werden met het influenzavirus geïnfecteerd door middel van intranasale instillatie, en de virustiters werden bepaald in dagelijkse nasale spoelingen. De gecontroleerde symptomen waren verstopte neus, loopneus, keelpijn, niezen, heesheid, druk op de oren, oorpijn, hoesten, ademhalingsmoeilijkheden, borstklachten en koorts. Uit de resultaten blijkt dat de virusuitscheiding één dag voorafgaat aan de ziekte, maar de curven zijn verder zeer vergelijkbaar. De meeste infecties zijn mild en binnen vijf dagen voorbij, maar sommige bleven een week aanhouden. Interessant is dat 1 op de 3 vrijwilligers geen klinische ziekte ontwikkelde, maar toch virus uitscheidde.
Deze experimentele bevindingen komen waarschijnlijk niet volledig overeen met wat zich bij natuurlijke influenza-infecties voordoet. Ten eerste waren er geen kinderen of oudere personen bij betrokken, bij wie het ziekteverloop waarschijnlijk anders zal zijn. Bovendien zal het patroon van de infectie variëren afhankelijk van de influenzastam en de immunologische status van de gastheer.
Influenzavormige complicaties van de bovenste en onderste luchtwegen komen vaak voor. Deze omvatten otitis media, sinusitis, bronchitis, en kroep. Longontsteking behoort tot de ernstigere complicaties van een influenza-infectie en komt het vaakst voor bij kinderen en volwassenen. Bij primaire virale pneumonie vermenigvuldigt het virus zich in de alveolaire epitheelcellen, wat leidt tot breuk van de wanden van de alveoli en de bronchiolen. Influenza H5N1-virussen veroorzaken vaak primaire virale pneumonie die wordt gekenmerkt door diffuse alveolaire beschadiging en interstitiële fibrose. Primaire virale pneumonie treedt meestal op bij personen met een hoog risico op complicaties door influenza (bv. oudere patiënten), maar een kwart van de gevallen treedt op bij personen die geen risico lopen, waaronder zwangere vrouwen.
Gecombineerde virale-bacteriële pneumonie komt vaak voor. Bij een secundaire bacteriële longontsteking lijkt de patiënt te herstellen van een ongecompliceerde griep, maar krijgt dan rillingen, pleuritische pijn op de borst en hoest bloederig of purulent sputum op. Vaak kan in dergelijke gevallen het influenzavirus niet meer worden geïsoleerd. De meest voorkomende bacteriën die influenza-geassocieerde longontsteking veroorzaken zijn Streptococcus pneumoniae, Staphylococcus aureus, en Hemophilus influenzae. Deze gevallen kunnen met antibiotica worden behandeld, maar het sterftecijfer ligt nog steeds rond de 7%. Secundaire bacteriële pneumonie was een belangrijke doodsoorzaak tijdens de 1918-19 grieppandemie, toen antibiotica niet beschikbaar waren.
De redenen waarom influenzavirusinfecties tot pneumonie kunnen leiden worden niet begrepen. In de loop der jaren zijn verschillende hypothesen voorgesteld en weerlegd, waaronder een hypothese waarin verminderde aantallen lymfocyten een verhoogde gevoeligheid voor superinfectie mogelijk maken.
Carrat, F., Vergu, E., Ferguson, N., Lemaitre, M., Cauchemez, S., Leach, S., & Valleron, A. (2008). Time Lines of Infection and Disease in Human Influenza: A Review of Volunteer Challenge Studies American Journal of Epidemiology, 167 (7), 775-785 DOI: 10.1093/aje/kwm375
Stegemann, S., Dahlberg, S., Kröger, A., Gereke, M., Bruder, D., Henriques-Normark, B., & Gunzer, M. (2009). Increased Susceptibility for Superinfection with Streptococcus pneumoniae during Influenza Virus Infection Is Not Caused by TLR7-Mediated Lymphopenia PLoS ONE, 4 (3) DOI: 10.1371/journal.pone.0004840