Achtergrond: De stijgende kosten van de gezondheidszorg en het toegenomen toezicht op de uitgaven hebben aanbieders en ziekenhuizen ertoe aangezet onnodige procedures en verspilling te identificeren. Het plaatsen van een perifere intraveneuze lijn (pIV) is een van de meest voorkomende medische ingrepen. Uit een recente studie blijkt dat 50% van de intraveneuze lijnen die op de spoedafdeling (ED) worden geplaatst, niet worden gebruikt. Als de helft van alle pIV’s die in ED’s worden geplaatst systematisch ongebruikt blijven, zijn de kosten en complicaties die gepaard gaan met pIV-plaatsing onaanvaardbaar hoog.
Doelstellingen: Onze studie heeft tot doel de frequentie van pIV-plaatsing en -gebruik in een stedelijke ED vast te stellen.
Methoden: Dit was een retrospectieve review van medische dossiers van opeenvolgende patiënten die in juni 2014 werden gezien in een academische ED. De volgende datapunten werden geregistreerd: leeftijd, geslacht, hoofdklacht, acuiteitsniveau bij opname, pIV-plaatsing zowel prehospitaal als op de ED, en pIV-gebruik (voor vloeistoffen, medicatie of contrasttoediening).
Resultaten: Er werden 509 patiëntenkaarten bekeken, met een mediane leeftijd van 40 jaar. Veel voorkomende hoofdklachten waren neurologisch, cardiaal, en huid/zacht weefsel. Triage acuiteit was gevarieerd, met een gemiddelde van 3.3. Bij 55% van de patiënten werd een piv geplaatst. Prehospitale zorgverleners plaatsten 19%. Van alle geplaatste pIV’s werd 72% gebruikt voor het toedienen van medicatie, 19% voor contrast, en 67% voor vloeistoffen. Vijfentachtig procent van de pIV’s werd gebruikt; 51% van de patiënten met een pIV werd opgenomen vanuit de ED.
Conclusie: In de ED van deze studie werd 85% van de pIV’s gebruikt vóór ontslag. Strategieën om het aantal pIV-plaatsingen te verlagen moeten zich richten op alternatieve routes voor medicatie- en vochttoediening.