Titus Maccius Plautus, beter bekend als Plautus (eigenlijk een bijnaam die ‘platvoet’ betekent), was tussen ca. 205 en 184 v. Chr. een Romeins schrijver van komische toneelstukken, met name de fabulae palliatae, die een verhaallijn met een Grieks thema hadden. Zijn toneelstukken zijn de vroegste complete overgeleverde werken van het Latijnse theater en ze staan bekend om hun toevoeging van nog schandaligere komedies aan de traditionele komische stukken. Plautus wordt ook gevierd als een ontwikkelaar van karakterisering en een meester in verbale acrobatiek. Tenslotte zijn de toneelstukken een rijke en waardevolle bron van informatie over de hedendaagse Romeinse samenleving.
Biografische Details
Details over Plautus’ leven zijn summier en onbetrouwbaar; zelfs zijn naam kan gewoon een verzameling bijnamen zijn die aan een bepaalde toneelschrijver worden toegeschreven. Plautus zou geboren zijn in Sarsina, Umbrië. Oude bronnen, die nu grotendeels als pure verzinsels in diskrediet zijn gebracht, vertellen over zijn vroege carrière in het theater toen hij als toneelknecht werkte, over zijn faillissement als gevolg van valse zakelijke ondernemingen, en over zijn tijd dat hij in een molen werkte om de eindjes aan elkaar te knopen.
Advertentie
Plautus’ Volledige Werken
Twintig complete toneelstukken van Plautus zijn bewaard gebleven, samen met ongeveer 100 regels van Vidularia (De Koffer) en fragmenten uit verschillende andere. Dit oeuvre werd voor het eerst aan Plautus toegeschreven door de Romeinse geleerde Varro uit de 1e eeuw v.C. en de titels zijn:
Eerdere werken:
- Cistellaria (De kistkomedie)
- Miles Gloriosus (De opschepperige soldaat)
- Stichus (200 BCE)
- Pseudolus (191 BCE)
Later werk:
Advertentie
- Bacchides (De zusters Bacchis)
- Casina
- Persa (De Perzische)
- Trinummus (Threepence)
- Truculentus (De Woeste Kerel)
Datum/periode onbekend:
- Amphitruo
- Asinaria (De komedie van de ezels)
- Aulularia (De pot met goud)
- Captivi (De gevangenen)
- Curculio (de snuitkever)
- Epidicus
- Menaechmi (de gebroeders Menaechmus)
- Mercator (de zakenman)
- Mostellaria (Het spookhuis)
- Poenulus (De Punische Chappie)
- Rudens (Het touw)
Invloeden & Stijl
Deze werken zijn bewerkingen van Griekse Nieuwe Komedie (en misschien ook Middelste Komedie) toneelstukken uit de 4e eeuw v. Chr. met enkele toevoegingen uit de Latijnse Komedie, zoals mime en schunnige grappen. De eerdere Griekse toneelstukken hadden al standaard karakters en Plautus breidde vrijelijk de rollen uit van zulke hoofdpersonen als de sluwe slaaf, de kok, en de parasiet, en gaf ze gedenkwaardige karakternamen op de koop toe – bijvoorbeeld Chrysalus (Goldfinger) uit Bacchides.
Teken in op onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
De plots van Plautus’ stukken worden ook opgerekt tot ongeloofwaardigheid om zo hun komedie te verhogen. Identiteitsverwarringen en misverstanden tussen personages worden vaak voor komische doeleinden gebruikt. Veel toneelstukken spelen zich af in een wereld die is omgekeerd van de norm, zoals in het Romeinse Saturnalia-feest waar, voor een korte tijd, slaven meesters werden en vice-versa. Vandaar dat in de toneelstukken van Plautus heel vaak de sluwe slaaffiguur een jonge minnaar te hulp schiet en beiden de oude meester te slim af zijn. Bovendien hebben de toneelstukken vaak een dubbelzinnige moraal waarin minnaars onaangepast aan elkaar zijn en personages als prostituees niet negatief worden geportretteerd.
Plautus gebruikt een volledig scala aan taalgebruik, van alledaagse zinnen tot technische termen, en hij maakt vaak gebruik van woordspelingen, alliteratie en woordspelingen om een reeks verwoestende taalkundige acrobatiek te leveren. De stukken hebben ook een grote verscheidenheid aan maatsoorten en muziek, vooral in de cantica-segmenten – opera-aria’s en duetten. Plautus herinnert het publiek er ook vaak aan dat het naar een toneelstuk zit te kijken (metatheater) om nog meer komedie uit zijn scènes te persen. Hij gebruikt trucs zoals het publiek duidelijk maken hoe het stuk vordert en hen eraan herinneren dat het verhaal zich ver weg in Griekenland afspeelt.
Plautus’ Legacy
Plautus’ toneelstukken bleven ook na zijn dood populair en werden nog ongeveer een eeuw lang in Rome opgevoerd. Zijn werken werden ook eeuwen daarna nog gelezen, bestudeerd en gekopieerd. Het oudste manuscript van een toneelstuk van Plautus dateert uit de 6e eeuw n.Chr. en het weer opduiken van verloren gewaande manuscripten maakte Plautus weer populair tijdens de Renaissance. De stukken werden opnieuw in theaters opgevoerd en Plautus heeft, samen met Terence, de evolutie van het Europese komische theater beïnvloed en toneelschrijvers als Shakespeare en Molière geïnspireerd met zijn rijke karakteriseringen. Zo heeft de Comedy of Errors van eerstgenoemde schrijver veel plot- en karakterdetails gemeen met Plautus’ Menaechmi.
Advertentie
Hieronder volgt een selectie van fragmenten uit Plautus’ toneelstukken:
Peniculus: De goden verwonderen wie als eerste openbare bijeenkomsten heeft uitgevonden, dat apparaat om de tijd te verdoen van mensen die geen tijd te verdoen hebben. Er zou een corps van nietsnutten moeten zijn dat zich voor dit soort zaken inschrijft. (De gebroeders Menaechmus, regels 420-472)
Pseudolus: De beste plannen van honderd bekwame mannen kunnen door één enkele godin, Vrouwe Geluk, opzij worden geschoven. Dat is een feit; alleen een goede verstandhouding met Vrouwe Fortuna maakt een man succesvol en geeft hem de reputatie een slimme kerel te zijn. (Pseudolus, regels 641-693)
Euclio: Het eerste wat mij te binnen schiet, Megadorus, is dat jij een rijk man bent, een man met invloed, en ik een arm man, de armste onder de armen. En het tweede dat me te binnen schiet is dat als ik jou mijn schoonzoon zou maken, dat hetzelfde zou zijn als een os aan een ezel koppelen; jij zou de os zijn en ik zou de ezel zijn. Niet in staat om mijn deel van de last te dragen, zou ik, de ezel, languit in de modder liggen, en jij, de os, zou geen aandacht meer aan mij besteden dan wanneer ik nooit geboren was. Ik zou uit uw klasse zijn, en mijn klasse zou mij verstoten; als er sprake zou zijn van echtscheiding of iets dergelijks, zou mijn voet in beide stallen zeer – wankel zijn. De ezels zouden op me afkomen met hun tanden, en de stieren met hun horens. Het is vragen om moeilijkheden voor een ezel om zichzelf te promoveren naar de arena. (De pot met goud, regels 213-256)
Toneelschrijvers gebruiken de pen niet meer
Om de geest van fatsoenlijke mensen te verbeteren.
Als wij u hebben behaagd, niet vermoeid,
Als u deugd de moeite waard vindt om te belonen,
Moedige vrienden, u weet allen wat u te doen staat…
Laat het ons weten – en applaudisseer.
(De Gevangenen, epiloog)