Disco botste met de politiek van identiteit die in de jaren zeventig opkwam. Disco was muziek over gemeenschap. Het bracht zwarten, blanken, Spanjaarden, homo’s en hetero’s samen. Het was een teruggooi naar de integratieve tendensen van de jaren ’60. Als zodanig was het extreem polariserend en werd het met grote vijandigheid ontvangen. Disco stierf niet alleen, het werd vermoord. Disco Demolition Night in 1979 in Chicago is een perfect voorbeeld van de actieve en emotionele tegenstand die disco ondervond. Opgemerkt moet worden dat deze anti-disco rel een anti-zwarte rel werd, omdat de dronken blanken in de menigte zwarten aanvielen buiten het stadion. Mensen waren niet langer in de stemming voor muziek over gemeenschap en integratie.
Zwarte DJ’s wilden geen disco draaien omdat het te blank was. Blanke DJ’s wilden geen disco draaien omdat het te zwart was. En natuurlijk was het te homoachtig voor iedereen. De arbeidersklasse blanken vielen terug in de omhelzing van rock. Zwarten uit de arbeidersklasse vonden hip-hop uit. Dit waren allebei raciaal exclusieve muziekvormen. Dit waren muzikale trends die veel beter pasten bij de stemming van de jaren ’80 dan disco.