Robert knielde na de begrafenis naast het graf van zijn vader. Waar zou hij nu heen gaan? Wat zou hij met zijn leven doen? Hij had altijd naast zijn vader gewerkt in de drukkerij. Maar nu waren die dagen voorgoed voorbij.
Hij veegde zijn betraande gezicht af met een zakdoek en stond op. Robert verliet het kerkhof en liep naar de drukkerij die nu van hem was. Hij en zijn vader hadden daar de laatste jaren gewerkt aan de krant van Gloucester, Engeland, de Gloucester Journal.
Robert opende de krakende voordeur van de winkel en liep langzaam naar binnen. De vertrouwde geur van inkt en machines begroette hem. Robert pakte het laatste exemplaar van de Gloucester Journal dat dat jaar, in 1757, door zijn vader was uitgegeven. “Ik zal u trots maken, vader,” zei hij hardop. “Met Gods hulp, zal ik uw Gloucester Journal levend houden.”
De dagen gingen voorbij en Robert werkte hard. Hij maakte de krant groter, verbeterde de lay-out, en nam nieuwe schrijvers aan. Al snel wilden nog meer mensen de Gloucester Journal lezen!
Op zijn vrije dagen bezocht Robert vaak gevangenen in Gloucester. Daar trof hij de afdankertjes van de maatschappij aan, levend in de meest erbarmelijke omstandigheden. De meesten van hen waren ziek of stierven zelfs door overwerk. Ze leefden in overvolle, smerige ruimtes met bijna geen eten. Zelfs kinderen werden soms samen met de ergste misdadigers opgesloten. Robert vond het triest om deze zieke en uitgehongerde gevangenen te zien. Maar wat kon één persoon doen om de pijn van zovelen te verzachten? Hij besloot over de verschrikkelijke gevangenissen te schrijven in zijn krant.
The White Slaves of England
Op een avond liep hij door St. Catherine’s Street om zijn tuinman te zoeken. Plotseling zag hij een groep haveloze kinderen. Ze zagen er net zo arm en overwerkt uit als de gevangenen die hij bezocht. Een kleine jongen in een haveloos blauw shirt vloekte terwijl hij een andere jongen, half zo groot als hij, tackelde.
“Blijf met je handen van me af!” schreeuwde het jongetje terwijl de twee op de kasseien worstelden. Spoedig verzamelde zich een menigte kinderen, luidruchtig juichend.
“Hé, hou op met vechten!” schreeuwde Robert naar hen terwijl hij de twee jongens uit elkaar trok. “Ga naar huis, jullie allemaal.”
Toen de kinderen wegliepen, vroeg Robert aan de vrouw van de tuinman: “Wie zijn die kinderen?”
“Ach, let maar niet op hen,” antwoordde ze. “Iedereen noemt ze de blanke slaven van Engeland.”
“Slaven?” vroeg Robert.
“Ze werken 12 uur per dag of langer in de molens en de sweatshops,” antwoordde de vrouw. “De meeste van hun ouders zitten in de gevangenis of zijn dood.”
Robert kromp ineen. Hij wist dat als zijn vader was gestorven toen hij klein was, hij een van deze arme kinderen had kunnen zijn. “Wanneer gaan ze naar school?” vroeg hij.
“School? Ze gaan niet naar school. Ze moeten werken om te leven.” antwoordde ze.
En de zondagen zijn het ergst. Het is hun enige vrije dag en ze rennen rond als wilde dieren!”
Zondagsscholen begonnen
Robert wist dat de toekomst grimmig was voor deze kinderen die de hele tijd moesten werken zonder hoop op een opleiding. Erger nog, zonder iemand die hen het goede nieuws van het evangelie kon leren of hoe ze op Gods manier moesten leven, zouden ze waarschijnlijk koud, ziek en uitgehongerd in de vreselijke gevangenissen terechtkomen. Er begon zich een idee te vormen in Roberts hoofd dat hij deelde met zijn vriend, dominee Thomas Stock.
“Laten we een zondagsschool beginnen!” zei Robert.
“School op zondag?” vroeg Thomas.
“Ja, school op zondag!” antwoordde Robert. “We zullen ze een deel van de dag leren lezen en schrijven en de rest van de dag de Bijbel leren.”
“Het is een geweldig idee!” zei Thomas.
Robert wachtte de eerste zondag verwachtingsvol op de kinderen die naar de nieuwe school zouden komen, maar er kwamen er maar een paar.
“Marcy, waarom komen er niet meer kinderen naar de zondagsschool?” vroeg hij aan het kleine roodharige meisje met sproeten.
Marcy keek omlaag. “Omdat onze kleren niet goed zijn,” antwoordde ze.
“Nu begrijp ik het,” antwoordde Robert. “Nou, vertel je vrienden dat het enige wat ze nodig hebben een schoon gezicht en gekamd haar is, oké, Marcy?”
Marcy glimlachte. “Je bent aardig.”
Robert hurkte naast haar neer. “Ik zal je wat zeggen, Marcy, ik vind jou ook aardig. Hier heb je een stuiver omdat je vandaag naar de les bent gekomen. Als je heel hard werkt en je lessen leert, krijg je een speciale beloning.”
“Echt waar?” vroeg Marcy, haar sprankelende ogen gericht op het snoepje dat Robert in zijn hand hield. “Ik zal mijn uiterste best doen!”
Zondagsscholen stoppen de misdaad
Het duurde niet lang of Robert Raikes en dominee Thomas Stock hadden 100 kinderen in de leeftijd van 6 tot 14 jaar op hun zondagsschool. Ook al kregen de kinderen maar één dag per week les, hun gedrag begon te verbeteren. Nu hadden ze iets om naar uit te kijken na elke dag zo hard gewerkt te hebben. De politieagenten van de stad vertelden Robert dat de kinderen niet meer stalen en vochten zoals voorheen.
Robert wachtte drie jaar om te zien of zijn zondagsscholen een succes waren. Toen drukte hij een verhaal af over de nieuwe zondagsscholen. Al snel werden er zo’n 4.000 nieuwe zondagsscholen opgericht in steden over heel Engeland. Robert gebruikte zijn drukpers zelfs om leesboeken, spellingsboeken, bijbelstudieboeken en kopieën van de Schriften voor de zondagsscholen uit te geven.
The World Marches On
Op een zondag liepen Thomas en Robert de straat op naar het gebouw van de zondagsschool. Thomas zei: “Robert, je vader zou trots zijn op wat je met zijn krant hebt gedaan. Hij zou ook trots zijn op je zondagsschool, hoewel iedereen je ‘Bobby Wilde Gans en zijn haveloze regiment’ noemt.
Robert lachte. “Ik ben wel ergere namen genoemd dan ‘Wilde Gans’, denk ik,” antwoordde hij.
Robert keek rond naar de honderden kinderen die nu zijn zondagsschool bezochten en zijn gezicht werd vrij ernstig. “Thomas, mijn vader is gestorven en zijn vader is voor hem gestorven. Op een dag zullen wij ook oud worden en sterven. Maar de wereld zal niet met ons sterven. De wereld marcheert voort op de voeten van kleine kinderen.”
Thomas klopte zijn vriend op de rug. “Zo is het, Robert. Zo is het.”
- Kunt u zich voorstellen 6 dagen per week te werken, tot 12 uur per dag? Waarom zouden deze overwerkte, straatarme kinderen hun enige vrije dag besteden om naar school te gaan?
- Waarom aarzelden de kinderen in het begin om naar de zondagsschool te komen? Wat weerhoudt kinderen er tegenwoordig van naar de zondagsschool te komen?
- De nieuwe zondagsscholen gaven twee soorten lessen. Ze gaven een deel van de dag les in lezen en schrijven en de rest van de dag bijbelles. Wat denk je dat belangrijker was om de kinderen te helpen en waarom?
- Wat voor verschil heeft het bezoeken van de zondagsschool in jouw leven gemaakt? Heb je ooit een vriend uitgenodigd voor de zondagsschool?
- Vele andere volwassenen waren zich bewust van de blanke slaven in Engeland, maar deden niets om te helpen. Waarom denk je dat Robert Raikes ervoor koos om iets te doen om de kinderen te helpen? Welke middelen had Robert die hij kon gebruiken om deze zaak te bevorderen?