Velen van ons hebben een zeer reductionistisch idee van libido: beperkt tot de seksuele interpretatie ervan. Sigmund Freud, de vader van de psychoanalyse, ging echter heel anders met deze term om. Hij sprak over libido in veel bredere termen dan wat we nu kennen.
Freud definieerde libido als de energie die voortkomt uit driften of instincten die ons gedrag sturen. Hij maakte daarbij onderscheid tussen twee soorten driften: de levensdrift en de doodsdrift.
De levensdrift verwijst naar impulsen die te maken hebben met affecties of emoties. Die die ons uitnodigen om verliefd te worden en ons voort te planten en ons te verbinden met andere mensen. Freud zei dat dit kan worden geassocieerd met wat hij definieerde als “id” of “ego”. Twee termen die we later zullen uitleggen.
Aan de andere kant hebben we de doodsdrift. Deze verzet zich tegen het leven en brengt een zekere slijtage met zich mee. Hier vinden we herhalingen die ons uitnodigen over dezelfde steen te struikelen. Bijvoorbeeld wanneer we verliefd worden op dezelfde soort mensen die ons uiteindelijk pijn doen.
De twee soorten driften die Freud vaststelde staan bekend als de “levensdrift” of “Eros” en de “doodsdrift” of “Thanatos.”
Libido en genot
Hoewel we libido onmiddellijk in verband brengen met seksueel genot, gaat genot voor Freud verder. Voelen we bijvoorbeeld geen genot als we water drinken nadat we dorst hebben? Hebben we geen plezier als we een heerlijk toetje proeven? En wanneer we ons opwarmen in de hitte van een vreugdevuur in de winter? Voor Freud bevestigde dit zijn idee dat het libido aanwezig is in wat hij definieerde als het id, het ego en het superego. Het id is waar het plezier principe wordt gevonden, wat wij beschouwen als onmiddellijk plezier. Het is het deel van onze psychologie dat ons onbewust naar genot leidt. Bijvoorbeeld, ik heb dorst: Ik ga op zoek naar een koud biertje.
Integendeel, het ego beperkt de energie van het libido. Het is verantwoordelijk voor het verkrijgen van genot terwijl het rekening houdt met de werkelijkheid. Op dit punt komt onze omgeving in het spel, evenals de regels van de maatschappij. Voortbordurend op het vorige voorbeeld, kan ik zin hebben in een biertje, maar misschien kies ik voor een drankje zonder alcohol omdat ik moet rijden.
Finitief, het superego is vergelijkbaar met het ego, maar hecht veel belang aan moraliteit. Het heeft de normen en waarden van de samenleving geïnternaliseerd. De regels die we leren door contact en interactie met anderen.
Terugkomend op ons voorbeeld, kan ik me schuldig voelen over het drinken van een biertje, omdat het drinken van alcohol buiten een sociale context wordt afgekeurd door de samenleving. Ik voel me schuldig vanwege de geïnternaliseerde visie.
Sigmund Freud stelde een bepaalde structuur van de geest vast om het basale menselijk functioneren te verklaren. Deze structuur bestaat uit drie elementen: het id, het ego en het superego.
Fasen van psycho-seksuele ontwikkeling
Voor Freud is het libido ook aanwezig in de verschillende stadia van de menselijke ontwikkeling. Het is echter in elk stadium anders. Dat wil zeggen dat het libido op verschillende manieren tot uiting komt, afhankelijk van waar een persoon zich in zijn ontwikkeling bevindt.
- Oranale fase: genot wordt verkregen via de mond
- Anale fase: sluitspier en defecatie worden gecontroleerd, activiteit gekoppeld aan genot en seksualiteit
- Phallische fase: plezier wordt verkregen bij het urineren, dankzij het aangename gevoel dat dit teweegbrengt
- Latency fase: bescheidenheid en schaamte verschijnen, gerelateerd aan seksualiteit
- Genitale fase: de komst van de puberteit en seksuele rijpheid
Hoewel, volgens Freud, het libido soms stagneert. Dat wil zeggen, het gaat niet met de natuurlijke stroom mee. Dit gebeurt wanneer er een soort fixatie is die vooruitgang verhindert.
Bij voorbeeld, als we ons vastklampen aan het plezier dat we krijgen van de mond in de orale fase, zal het moeilijk zijn om het achter ons te laten en ons volledig onder te dompelen in de volgende fase.
“De transformatie van object-libido in narcistisch libido die aldus plaatsvindt, impliceert uiteraard een opgeven van seksuele doelen, een deseksualisatie – een soort sublimatie.”
-Sigmund Freud-
Zoals we hebben gezien, dacht de vader van de psychoanalyse niet over libido zoals wij dat vandaag de dag doen. Voor hem was het niet alleen een verlangen naar seksueel genot. Maar dat genot was impliciet in andere gebieden van ons leven en ook progressief naarmate we de stadia van onze psycho-seksuele ontwikkeling doorlopen.