Een analyse van gevallen van ophanging in de oostelijke provincie van Saoedi-Arabië over een periode van vijf jaar wordt gepresenteerd. Van de 61 onderzochte slachtoffers was er een hoge incidentie van suïcidale ophanging onder expatriate mannen van lagere sociaal-economische klassen, vooral Aziaten, en in het bijzonder, Indiërs. Twee verschillende patronen van zelfdoding werden waargenomen in deze serie. De eerste gebruikte een schijnbaar populaire plastic waslijn, met volledige ophanging van het lichaam. Dit veroorzaakte een smalle afgebonden plek, meestal diep en hoog in de nek, vaak met inwendige halswondjes. In het tweede geval werd een zachte katoenen doek gebruikt met gedeeltelijke ophanging van het lichaam, wat een brede, lage, slecht gedefinieerde afgebonden plek opleverde met stuwing in het gezicht en petechiale bloedingen, maar minimale of geen diepe nekwonden. De klassieke uitwendige verwondingen van de verstikkingsdood (stuwing van het gelaat en petechiale bloedingen) kwamen vaker voor bij gedeeltelijke ophanging dan bij volledige ophanging. Terwijl het doodsmechanisme in de meeste gevallen van gedeeltelijke ophanging blijkbaar te wijten was aan obstructie van de luchtwegen of de bloedvaten, leek de dood in gevallen van volledige ophanging niet alleen het gevolg te zijn van obstructie (luchtwegen of bloedvaten), maar ook van vagale stimulatie of druk op de sinus carotis, of een combinatie daarvan. Bij geen van de slachtoffers in deze serie werd een breuk van het tongbeen, het kraakbeen van de schildklier of de halswervels vastgesteld.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.