Abstract

Het anatomische doelwit van ingeademd stikstofmonoxide (NO) zijn de vasculaire gladde spiercellen die de kleine weerstandsslagaders in de longen omgeven. Wanneer NO door het alveolaire membraan diffundeert, bereikt het deze gladde spiercellen en veroorzaakt het een verhoging van het niveau van cyclisch guanosinemonofosfaat, dat op zijn beurt een keten van gebeurtenissen in gang zet die leidt tot een vermindering van de gladde spiertonus. Behandeling met ingeademd NO wordt gebruikt bij het ademnoodsyndroom bij volwassenen en persisterende pulmonale hypertensie bij pasgeborenen, omdat het de pulmonale arteriedruk verlaagt en de bloedvaten in de beademde gebieden vaatverwijdt. Dit vermindert de shunt fractie en verhoogt gelijktijdig de PaO2. Bij chronisch obstructieve longaandoeningen kunnen de alveoli gedeeltelijk geventileerd zijn; inhalatie van NO leidt tot shunting. Gepulseerde NO die met bepaalde tussenpozen tijdens of aan het begin van de inademing wordt toegediend, kan de NO daarheen leiden waar hij maximaal effect sorteert – de goed geventileerde delen van de longen. Deze aanpak verlaagt het volume en de dosis NO die nodig zijn om een patiënt in leven te houden en maakt de cilinder kleiner, zodat de patiënt mobieler kan zijn. NO dat in contact komt met zuurstof vormt NO2, dat acuut longletsel kan veroorzaken, met name pneumonitis of longoedeem. Rebound hypertensie kan soms optreden wanneer een patiënt wordt ontwend van continu toegediende NO. Met gepulseerd NO op lange termijn is dit verschijnsel niet waargenomen.

In de afgelopen jaren is ingeademd stikstofmonoxide (NO) op grote schaal onderzocht. Het werd in 1987 voor het eerst ontdekt als de factor die verantwoordelijk is voor de biologische eigenschappen van de endotheel-afgeleide relaxatiefactor. Sindsdien is ons inzicht in deze unieke molecule exponentieel gegroeid. Behandeling met ingeademd NO wordt vaak gebruikt op intensivecareafdelingen om patiënten met ademnoodsyndroom bij volwassenen (ARDS) te behandelen, en het blijkt dat ingeademd NO effectief is bij de behandeling van aandoeningen die leiden tot pulmonale hypertensie, zoals persisterende pulmonale hypertensie bij pasgeborenen (PPHN), en bij ziekten die worden gekenmerkt door verstoringen in de gasuitwisseling, zoals chronisch obstructieve longziekte (COPD).

Er zijn weinig consistente richtlijnen voor de toediening en bewaking van ingeademd NO. Bijgevolg zijn inspanningen geleverd om te bepalen hoe een consistente dosis kan worden toegediend via een doeltreffend toedieningssysteem met nauwkeurige monitoring van beademde patiënten. Grootschalige klinische studies die de veiligheid en werkzaamheid van inhalatie NO-therapie evalueren, evenals de haalbaarheid van het gebruik van inhalatie NO in een ambulante omgeving, zijn nodig om deze richtlijnen vast te stellen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.