De spanningen tussen de koninklijke familie en de Rana’s liepen hoog op tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Rana’s wilden aan de oorlog deelnemen ter ondersteuning van Groot-Brittannië, dat India in het zuiden controleerde. De eerste minister, HH Maharaja Sri Chandra Shamsher Jang Bahadur Rana had altijd zijn zin in de jonge koning, die uiteindelijk de troepen het bevel gaf ten strijde te trekken.
Tegen het midden van de jaren dertig leidde de ontevredenheid onder de bevolking over de Rana’s tot de oprichting van verschillende bewegingen, met name de Nepal Praja Parishad, waaraan Tribhuvan zelf expliciet steun verleende, om de Rana’s ten val te brengen. De Rana’s reageerden echter telkens hard, verboden de liberale bewegingen en executeerden hun leiders.
Koning Tribhuvan werkte nauw samen met Praja Parishad om het Rana-regime af te schaffen. In november 1950 zocht koning Tribhuvan zijn toevlucht tot de Indiase ambassade in een campagne om de oligarchie van de Rana, die Nepal meer dan een eeuw lang had geregeerd, uit de macht te zetten. Hij werd vergezeld door onder anderen zijn zoon Mahendra en zijn oudste kleinzoon Birendra. Premier Sir Tin Maharaja, Mohan Shamsher Jang Bahadur Rana werd woedend en reageerde op Tribhuvans stap door op 7 november 1950 in Singha Durbar een spoedvergadering van het kabinet bijeen te roepen. Tijdens die vergadering kondigde hij Gyanendra Bir Bikram Shah, de vier jaar oude kleinzoon van koning Tribhuvan, aan als de nieuwe koning van Nepal. In de namiddag, op dezelfde dag, werd prins Gyandendra Bir Bikram Shah naar het Hanuman Dhoka paleis gebracht en gekroond tot koning van Nepal. Op 10 november landden twee Indiase vliegtuigen op Gauchar Airport (nu Tribhuvan International Airport genoemd) en vlogen terug naar New Delhi met de koninklijke familie exclusief de baby-koning Gyanendra. Koning Tribhuvan werd formeel verwelkomd door de Indiase premier Jawahar Lal Nehru en andere hoge ambtenaren. De afzetting van de koning leidde tot grote demonstraties in het land die de premier van Rana, Mohan Shamsher Jang Bahadur Rana, dwongen om met Tribhuvan en het Nepalese Congres in onderhandeling te treden. Op 22 november 1950 kondigde Jawahar Lal Nehru, de premier van India, officieel aan dat India Gyanendra Bir Bikram Shah niet zou erkennen als de rechtmatige koning van Nepal. Toen Mohan Shumsher zag dat de situatie uit de hand liep, zond hij de zwager van de koning, Sir Kaiser Shamsher Jang Bahadur Rana en Bijaya Shamsher Jang Bahadur Rana naar New Delhi voor vredesbesprekingen. In New Delhi kwamen koning Tribhuvan, vertegenwoordigers van het Nepalese Congres en van de regering Rana bijeen om de situatie te bespreken. Uiteindelijk werd een overeenkomst bereikt volgens welke koning Tribhuvan onder zijn leiding een nieuw ministerie zou vormen, bestaande uit het Nepalese Congres en de Rana’s op basis van gelijkheid. Koning Tribhuvan vloog op 15 februari 1951 terug naar Nepal, samen met de leden van de koninklijke familie en de leiders van de Congrespartij. Op 18 februari 1951 keerde koning Tribhuvan als vorst terug uit India. Drie dagen na de terugkeer verklaarde Tribhuvan formeel het einde van het familiebewind van de Rana’s en stelde hij een democratisch systeem in, maar Mohan Shamsher bleef nog een paar maanden premier.