1. Auteur en tijd van schrijven

De titel van het eerste boek van het Nieuwe Testament is in de meeste manuscripten “Evangelie volgens Mattheüs”. Er is maar één goed nieuws over het grote werk dat God door Zijn Zoon, de Here Jezus Christus, heeft volbracht, maar in Zijn wijsheid waren er vier verschillende mannen voor nodig om dit nieuws van verlossing in geschreven vorm aan de wereld bekend te maken.

Zoals in de meeste boeken van de Bijbel wordt ook in het evangelie van Matteüs de naam van de auteur niet genoemd. Maar vanaf het begin bevestigt de christelijke traditie dat de apostel Mattheus de auteur van dit evangelie is. Maar deze traditie zegt ook dat het evangelie van Matteüs oorspronkelijk in het Hebreeuws of Aramees is geschreven. Papias (ca. 65 – 150 n.Chr.) schrijft: “Matteüs heeft deze woorden (Griekse logia) in het Hebreeuws geschreven, maar iedereen vertaalde ze zo goed als hij kon.” De interpretatie hiervan is niet eenvoudig, en er zijn verschillende verklaringen voor geweest. De meer recente geleerden zijn van mening dat het evangelie noch door Mattheus is geschreven, noch in het Hebreeuws of Aramees. Zij menen dat de schrijver geen apostel was, dat hij het evangelie in het Grieks schreef en het baseerde op twee bronnen: het evangelie van Marcus en een zogenaamde “Logia Bron Q”, die alleen in theorie bestaat. De reden voor de veronderstelling dat de apostel Mattheüs niet de auteur van dit evangelie kan zijn geweest, is dat een ooggetuige niet zo zou kunnen hebben geschreven, en dat het ondenkbaar is dat een apostel zijn geschriften zou hebben gebaseerd op het werk van een niet-apostel als Marcus. Maar beide argumenten gaan voorbij aan het feit dat de Heilige Schrift geschreven is door mensen, die onder inspiratie stonden van de Heilige Geest, die hen in hun geschriften zowel naar inhoud als naar vorm leidde (vgl. 1 Korintiërs 2:13-14, 2 Petrus 1:21). Anderzijds is het mogelijk dat er in het begin een verzameling was van de woorden van Jezus in het Aramees, maar dit blijft een theorie als het niet wordt bevestigd door tekstbevindingen. De tekst van Mattheus’ evangelie wordt nu algemeen beschouwd als Grieks origineel, en niet als een vertaling.

De naam van de auteur, Mattheus, wordt in alle lijsten van apostelen op de zevende of achtste plaats vermeld (Mattheus 10:2-4, Marcus 3:16-19, Lucas 6:13-16, Handelingen 1:13). Alle drie de synoptische evangeliën – zo genoemd vanwege hun gelijkenis – vertellen ons over zijn roeping (Mattheüs 9:9 e.v., Marcus 2:13 e.v., Lucas 5:27 e.v.). Terwijl Lucas hem bij deze gelegenheid “Levi, de tollenaar” noemt en Marcus “Levi, de zoon van Alphaeus”, wordt hij alleen in ons evangelie “Mattheüs” genoemd. Een ander opmerkelijk feit is dat Mattheüs alleen “Mattheüs, de tollenaar” wordt genoemd in de opsomming in Mattheüs 10:3. De naam Mattheus is terug te voeren op verschillende Hebreeuwse namen: Matthija, Matthitja, Mattanja of Matthai, die alle dezelfde betekenis hebben – “gave van de Heer”.

Het evangelie bevat geen details over het exacte tijdstip van schrijven, daarom lopen de meningen daarover nogal uiteen. Terwijl sommige onderzoekers geloven dat het evangelie werd geschreven na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.), menen anderen dat er geen feiten zijn die dit ondersteunen, en dateren zij het als 60-70 n.Chr. De kerkvader Irenaeus (ca 140-202 n.Chr.) laat doorschemeren dat het evangelie van Matteüs geschreven is rond 61-66 n.Chr.

2. Onderwerp en doel van het schrijven

Het evangelie volgens Matteüs is het meest gedetailleerde en, in zijn opmaak, het duidelijkst van alle vier evangeliën. Dit is echter niet de enige reden om het terecht op de eerste plaats te zetten, maar ook omdat het een schakel vormt tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament.

Het evangelie van Matteüs bevat een zestigtal citaten uit het Oude Testament. Maar sommige daarvan zijn slechts enkele woorden (bijvoorbeeld Mattheüs 5:21; Mattheüs 5:27; Mattheüs 5:38; Mattheüs 5:43; Mattheüs 24:15)

In totaal dertig citaten uit het Oude Testament worden ook daadwerkelijk als zodanig vermeld (bijvoorbeeld Mattheüs 2:5-6; Mattheüs 3:3; Mattheüs 4:4; Mattheüs 4:7; Mattheüs 4:10).

Dingen die in het leven van de Heer Jezus gebeurden, worden bij veertien gelegenheden expliciet beschreven als vervullingen van profetieën uit het Oude Testament (Mattheüs 1:22-23; Mattheüs 2:5-6; Mattheüs 2:15; Mattheüs 2:17-18; Mattheüs 2:23; Mattheüs 4:14-16; Mattheüs 8:17; Mattheüs 11:10; Mattheüs 12:17-21; Mattheüs 13:35; Mattheüs 21:4-5; Mattheüs 21:42; Mattheüs 26:31; Mattheüs 27:9-10).

Het doel van de Heilige Geest in dit evangelie wordt al in het eerste vers duidelijk gemaakt: Jezus Christus is de Zoon van David en de Zoon van Abraham, en daarom de Messias, de rechtmatige, beloofde Koning van Israël, de vervuller van alle profetieën van het Oude Testament. In totaal wordt de Here Jezus acht keer de “Zoon van David” genoemd (Mattheüs 1:1; Mattheüs 9:27; Mattheüs 12:23; Mattheüs 15:22; Mattheüs 20:31; Mattheüs 21:9; Mattheüs 21:15).

In nauwe samenhang hiermee staat een ander belangrijk kenmerk van het Mattheüsevangelie: de veelvuldige vermelding van het messiaanse koninkrijk, dat vijftig keer wordt genoemd. Terwijl het op andere plaatsen meestal het “koninkrijk Gods” wordt genoemd, noemt Mattheüs het tweeendertig maal “koninkrijk der hemelen”; slechts vijf maal wordt de uitdrukking “koninkrijk Gods” gebruikt.

Het evangelie van Mattheüs is gerangschikt volgens een goddelijk plan. In de eerste helft wordt de Here Jezus voorgesteld als de koning van Israël en voorgesteld aan Zijn aardse volk. Dit deel eindigt in hoofdstuk 12 met Zijn verwerping: de heersers van Israël verwerpen hun Koning.

In de tweede helft, vanaf hoofdstuk 13 , wordt de dienst van de verworpen Koning beschreven, die nu niet alleen beperkt blijft tot Israël, maar ook de heidense volken erbij betrekt. Het is in dit gedeelte dat de vergadering (of gemeente) van God, bestaande uit Joden en heidenen, voor het eerst in de Bijbel bij name wordt genoemd (Mattheüs 16:18; vgl. 1 Korintiërs 12:13).

De dienst van Christus eindigt met Zijn lijden en sterven, maar ook met Zijn opstanding en het uitzenden van de apostelen. Matteüs vermeldt niet de tenhemelopneming van de Heer. De structuur van het evangelie wordt onderstreept door de vijf grote preken van Christus, die steeds met dezelfde zin eindigen: “En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, .”

– In de zogenaamde bergrede (Mattheüs 5; Mattheüs 6; Mattheüs 7:1-28) verkondigt de Heer de beginselen van het koninkrijk der hemelen.

– Wanneer de Heer de twaalf discipelen uitzendt naar het volk Israël, instrueert Hij hen wat betreft hun dienst als Zijn gezanten (Mattheüs 10; Mattheüs 11:1).

– In de gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen legt Hij uit dat dit koninkrijk zich op een nieuwe, mysterieuze wijze zou ontwikkelen vanwege Zijn verwerping (Mattheüs 13:1-53).

– In Zijn vierde preek (Mattheüs 18; Mattheüs 19:1) geeft de Heer Jezus de verschillende beginselen voor het persoonlijk en collectief gedrag van de gelovigen.

– In Zijn laatste grote preek over de eindtijd legt de Heer aan de discipelen het lot uit van Israël (Mattheüs 24:1-44), het christendom (Mattheüs 24:45-51; Mattheüs 25:1-30) en de volken (Mattheüs 25:31-46) in de tijden tot aan Zijn verschijning in heerlijkheid.

3. Bijzonderheden

a) Het koninkrijk der hemelen

Het koninkrijk van God beschrijft de heerschappij van God over de wereld door de man die door Hem daartoe is aangesteld, Christus Jezus. De Joden verwachtten dit koninkrijk als bevrijding van het juk van de Romeinen. Daarom gebruikt het evangelie van Matteüs de naam “koninkrijk der hemelen” tweeëndertig keer, om te benadrukken dat de oorsprong van de heersende macht van dit koninkrijk in de hemel ligt en niet op de aarde. Het koninkrijk der hemelen beschrijft in principe hetzelfde als het koninkrijk van God, maar het benadrukt het hemelse karakter van dit koninkrijk.

Het koninkrijk der hemelen wordt in Mattheüs’ evangelie ook altijd gezien als iets toekomstigs, d.w.z. als iets dat begint na de tenhemelopneming van de Heer, terwijl het koninkrijk van God, ook in Mattheüs, wordt gezien als iets dat nu al aanwezig is (Mattheüs 12:28). Veel gelijkenissen die door Marcus en Lucas worden gebruikt om het koninkrijk van God uit te leggen, dragen in Mattheüs het “kopje” koninkrijk van de hemelen.

Matheus noemt in totaal tien gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen:

het onkruid en het kaf (Matteüs 13:24-30; Matteüs 13:36-43)

het mosterdzaad (Matteüs 13:31-32)

het zuurdesem (Matteüs 13:33)

de schat in de akker (Matteüs 13:44)

de schat in de akker (Matteüs 13:44)

het onkruid en het koren (Matteüs 13:44):44)

de parel van grote prijs (Mattheüs 13:45-46)

het visnet (Mattheüs 13:47-50)

de onvergeeflijke dienaar (Mattheüs 18:23-35)

de arbeiders in de wijngaard (Matteüs 20:1-16)

het huwelijksmaal van de koning (Matteüs 22:1-14)

de tien maagden (Matteüs 25:1-13).

b) De vergadering (Grieks: ecclesia)

Het evangelie van Matteüs is het enige evangelie waarin de vergadering (kerk) van het Nieuwe Testament wordt genoemd (Matteüs 16:18). Pas nadat de Messias door Zijn aardse volk was verworpen, kondigde Hij het stichten en bouwen van Zijn vergadering aan, waarvan Hijzelf het fundament is.

De vergadering begon op de dag van Pinksteren in Handelingen 2 en bestaat uit alle gelovigen van de huidige bedeling van genade. Zij zal vóór de oordelen van de eindtijd door de Heer Zelf naar het Vaderhuis in de hemel worden gebracht, om daar in eeuwigheid met Hem in heerlijkheid te zijn.

In Mattheüs 18:15-20 spreekt de Heer vervolgens over de plaatselijke vergadering, d.w.z. over hen die op een willekeurige plaats als vergadering bijeenkomen. In alle kwesties van orde en tucht kent de Heer het hoogste gezag op aarde toe aan de plaatselijke vergadering, omdat Hijzelf in het midden is van hen die tot Zijn naam vergaderd zijn.

De vergadering was nog niet geopenbaard in het Oude Testament. Zij behoort tot het geheimenis van God dat pas in het Nieuwe Testament geopenbaard wordt (Efeziërs 3:1-12), nadat de Zoon van God het verlossingswerk had volbracht en de Heilige Geest was neergedaald om in de gelovigen te wonen.

4. Inhoud (overzicht)

I. Mattheüs 1; Mattheüs 2; Mattheüs 3; Mattheüs 4:1-11 : De introductie van de Koning

Hoofdstuk 1 Genealogie en geboorte van Christus

Hoofdstuk 2 Aanbidding van de magiërs en haat tegen Herodes

Hoofdstuk 3 De doop van Christus in de Jordaan

Hoofdstuk 4:1-11 De verzoeking van Christus

II. Mattheüs 4:12-25; Mattheüs 5; Mattheüs 6; Mattheüs 7; Mattheüs 8; Mattheüs 9; Mattheüs 10; Mattheüs 11; Mattheüs 12, eerste hoofddeel: De dienst van de Koning in Galilea

Hoofdstuk 4:12-25 De eerste daden van Christus, roeping van de discipelen

Hoofdstuk 5 De Bergrede: de zaligsprekingen en de verhouding tot de wet

Hoofdstuk 6 ” het zoeken van het koninkrijk Gods

Hoofdstuk 7 ” het smalle pad

Hoofdstuk 8 Jezus’ macht over ziekte en Satan

Hoofdstuk 9 De roeping van Mattheüs en verdere daden van macht

Hoofdstuk 10 Het uitzenden van de twaalf apostelen

Hoofdstuk 11 De verwerping van Christus door het volk

Hoofdstuk 12 De verwerping van Christus door de heersers van het volk

III. Mattheüs 13; Mattheüs 14; Mattheüs 15; Mattheüs 16; Mattheüs 17; Mattheüs 18; Mattheüs 19; Mattheüs 20, tweede hoofddeel: De dienst van de verworpen Koning

Hoofdstuk 13 De gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen

Hoofdstuk 14 De dood van Johannes de Doper; het voeden van de vijfduizend, Jezus wandelt over de zee

Hoofdstuk 15 De Farizeeën, de Kanaänitische vrouw, het voeden van de vierduizend

Hoofdstuk 16 Eerste aankondiging van de vergadering en het lijden van Christus

Hoofdstuk 17 Transfiguratie en tweede aankondiging van het lijden van Christus

Hoofdstuk 18 Juist gedrag in het koninkrijk en in de vergadering

Hoofdstuk 19 Over echtscheiding; de rijke jonge heerser

Hoofdstuk 20 De gelijkenis van de wijngaard; de derde aankondiging van het lijden van Christus; de zonen van Zebedeüs

IV. Mattheüs 21; Mattheüs 22; Mattheüs 23; Mattheüs 24; Mattheüs 25, derde hoofddeel: De dienst van de Koning in Jeruzalem

Hoofdstuk 21 Intocht in Jeruzalem; gelijkenis van de landlieden

Hoofdstuk 22 Gelijkenis van het bruiloftsmaal; de Farizeeën en Sadduceeën

Hoofdstuk 23 Zeven weeën over de schriftgeleerden en Farizeeën

Hoofdstuk 24 Preek over de eindtijd: Israël en zijn overblijfsel

Hoofdstuk 25 ” Het christendom en de volken

V. Mattheüs 26; Mattheüs 27; Mattheüs 28 : De voltooiing van de dienst van de Koning

Hoofdstuk 26 Het Pascha en de arrestatie van Jezus

Hoofdstuk 27 Veroordeling, kruisiging en begrafenis van Jezus

Hoofdstuk 28 Wederopstanding van Jezus en opdracht aan Zijn discipelen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.