dat deel van het zenuwstelsel dat de motorische innervatie van gladde spieren, hartspieren, en kliercellen vertegenwoordigt. Het bestaat uit twee fysiologisch en anatomisch verschillende, onderling antagonistische componenten: het sympatische en het parasympatische deel. In beide delen bestaat de innervatieweg uit een synaptische opeenvolging van twee motorische neuronen, waarvan er één in het ruggenmerg of de hersenstam ligt als presynaptisch neuron (ook preganglionisch of B-vezel genoemd), waarvan het dunne maar gemyeliniseerde axon naar buiten komt met een uitgaande spinale of schedelzenuw en synapt met één of meer postsynaptische neuronen (postganglionisch of, strikter, ganglionisch) die samen de autonome ganglia vormen; De ongemyeliniseerde postsynaptische vezels bedienen op hun beurt de gladde spier, de hartspier of de kliercellen. De presynaptische neuronen van het sympatische deel liggen in de intermediaire laterale celzuil van de thoracale en de bovenste twee lumbale segmenten van de grijze stof van de ruggengraat; die van het parasympatische deel vormen de viscerale motorische (viscerale efferente) kernen van de hersenstam alsook de laterale kolom van de tweede tot vierde sacrale segmenten van het ruggenmerg. De ganglia van het sympatische deel zijn de paravertebrale ganglia van de sympatische stam en de lumbale en sacrale prevertebrale of collaterale ganglia; die van het parasympatische deel liggen ofwel dicht bij het orgaan dat geïnnerveerd moet worden ofwel als intramurale ganglia binnen het orgaan zelf, behalve in het hoofd, waar er vier afzonderlijke parasympatische ganglia zijn (ciliair, oticum, pterygopalatine en submandibulair). Impulsoverdracht van presynaptisch naar postsynaptisch neuron wordt gemedieerd door acetylcholine in zowel het sympathische als het parasympathische deel; transmissie van de postsynaptische vezel naar de viscerale effectorweefsels wordt klassiek gezegd door acetylcholine in het parasympathische deel en door noradrenaline in het sympathische deel; recente gegevens suggereren het bestaan van verdere niet-cholinerge, niet-adrenerge klassen van postsynaptische vezels.