Dit is een begrip dat in 2005 in het SIS en in de belastingwetgeving is ingevoerd. Het lijkt te zijn ingevoerd als een middel om belastingvrije betaling van super uitkeringen te verstrekken aan een persoon die in een huwelijks-achtige relatie stond met een overleden lid, maar die niet voldeed aan de traditionele definitie van het huwelijk. De definitie gaat echter verder dan op een huwelijk gelijkende relaties.
De formele definitie is opgenomen in s10A & Reg 1.04AAAA van de SIS-wetgeving (en s302-200 en Reg 300-200 van de belastingwetgeving). Er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen twee personen indien:
- zij een nauwe persoonlijke band hebben;
- zij samenwonen;
- een van hen of ieder van hen de ander financiële steun verleent; en
- een van hen of ieder van hen de ander huishoudelijke steun en persoonlijke verzorging verleent.
Aan de laatste twee elementen zal ook zijn voldaan indien de financiële ondersteuning/huishoudelijke ondersteuning en persoonlijke verzorging “eenrichtingsverkeer” is – hetzij van de ouder naar het kind, hetzij van het kind naar de ouder. Aan deze voorwaarden is zelfs voldaan wanneer de ouder financiële steun verleent en het kind de ouder huishoudelijke steun of persoonlijke verzorging verleent.
Belangrijk is dat indien de twee individuen niet samenwonen als gevolg van een of meer “nader omschreven redenen” (zodat mogelijk niet is voldaan aan het tweede, derde of vierde element), er nog steeds een afhankelijkheidsrelatie bestaat. Een andere manier om de zaak uit te drukken is dat een scheiding om een of meer specifieke redenen geen einde maakt aan de relatie. Scheiding om andere redenen zal echter wel een einde maken aan de relatie.
Een ander aspect van het begrip “afhankelijkheidsrelatie” is dat de relatie moet bestaan op de datum van overlijden. Bijgevolg, als de relatie beëindigd is vóór de datum van overlijden, dan zullen de twee individuen niet in een afhankelijkheidsrelatie staan.
Er moet worden opgemerkt dat een afhankelijkheidsrelatie niet alleen bestaat op grond van de relatie tussen ouder en kind. (De ouder-kindrelatie kan het uitgangspunt zijn, maar er moeten bijkomende aspecten zijn om de ouder-kindrelatie om te vormen tot een nauwe persoonlijke band waarbij zij samenwonen (of zouden samenwonen, maar om een of meer specifieke redenen).
Om te bepalen of er een onderlinge afhankelijkheidsrelatie bestaat, moet de trustee rekening houden met een aantal zaken die in de SIS-verordeningen zijn gespecificeerd. Van de 9 gespecificeerde aangelegenheden zijn er slechts 7 relevant voor de ouder-kindrelatie. Het gaat om de volgende aangelegenheden:
- de duur van de relatie;
- eigendom, gebruik en verwerving van goederen;
- de mate van inzet voor een gezamenlijk leven;
- de reputatie en publieke aspecten van de relatie;
- de mate van emotionele steun;
- of er enig bewijs is dat erop wijst dat de partijen de bedoeling hadden dat de relatie permanent zou zijn; en
- of er enig bewijs is dat erop wijst dat de relatie er een is van louter gemak.
Een relatie van wederzijdse afhankelijkheid kan bestaan zonder dat aan alle punten is voldaan. Een ouder en een kind kunnen bijvoorbeeld in een afhankelijkheidsrelatie verkeren, zelfs indien de relatie van korte duur is. Bij het bepalen of een ouder-kindrelatie een afhankelijkheidsrelatie is, geldt echter dat hoe meer relevante factoren zijn vervuld, des te waarschijnlijker het is dat de relatie een afhankelijkheidsrelatie is.
Dientengevolge moet, uit praktisch oogpunt, bij het betogen dat een bepaalde ouder-kindrelatie een afhankelijkheidsrelatie is, elk van de zeven factoren worden behandeld en vervuld (behalve de zevende factor, die moet worden verworpen).