Reproductie
Toen wetenschappers voor het eerst ceratioïde zeeduivels begonnen te vangen, viel het hen op dat alle exemplaren vrouwtjes waren. Deze exemplaren waren enkele centimeters groot en bijna allemaal hadden ze schijnbaar parasieten op zich. Het bleek dat deze “parasieten” sterk gereduceerde mannelijke Ceratioïden waren. Bij de geboorte zijn de mannelijke ceratioïden reeds uitgerust met zeer goed ontwikkelde reukorganen die geuren in het water waarnemen. Wanneer hij een vrouwtje vindt, bijt hij in haar huid en laat een enzym vrijkomen dat de huid van zijn mond en haar lichaam verteert, waardoor het paar tot op het niveau van de bloedvaten met elkaar versmelt. Het mannetje atrofieert dan langzaam, verliest eerst zijn spijsverteringsorganen, dan zijn hersenen, hart en ogen, en eindigt als niets meer dan een paar geslachtsklieren, die sperma afgeven als reactie op hormonen in de bloedbaan van het vrouwtje die wijzen op het vrijkomen van eitjes. Dit extreme seksuele dimorfisme zorgt ervoor dat, wanneer het vrouwtje klaar is om kuit te schieten, zij onmiddellijk een partner beschikbaar heeft. Meerdere mannetjes kunnen in een enkel vrouwtje worden opgenomen.