De term ‘verslaving’ wordt vaak gebruikt en misbruikt. Er bestaat geen universele overeenstemming over de componenten ervan en er is veel discussie over de activiteiten die als verslavend kunnen worden omarmd. Recente ontwikkelingen op het gebied van niet-chemische (gedrags)verslavingen suggereren dat bijna elk gedrag, of het nu de inname van een drug inhoudt of niet, potentieel verslavend kan zijn. Deze studie betrof de lekenpercepties en -overtuigingen van 138 niet-professionele mensen over de etiologie van zeventien verschillende soorten buitensporig gedrag, waaronder negen niet-chemische (gedrags)activiteiten. De resultaten toonden aan dat voor de meeste activiteiten de mensen dezelfde opvattingen hebben over de etiologie van gedragsexcessen. Over het algemeen neigden mensen ertoe buitensporige gedragingen te beschouwen als fysiologische verslavingen, waarvan de meeste bovendien als ziekten werden beschouwd. Niet-chemische (gedragsmatige) excessen werden voornamelijk gezien als psychologische verslavingen, waarvan sommige bovendien werden gezien als morele zwakheden.
De 23 items van Schuckit (1984) werden voorgelegd aan 156 medische studenten en een 11-item vragenlijst werd afgeleid uit een factoranalyse van hun antwoorden. Hiermee werden zes verwachtingsfactoren gemeten: (1) vermogen om te presteren na alcohol, (2) lage stemming, (3) opwinding, (4) duizeligheid, (5) maagklachten en (6) hartklachten. Dit werd vervolgens toegediend aan 90 mannelijke proefpersonen die alcohol zouden krijgen in een “balanced placebo”-opzet. Voor deze proefpersonen was “In staat om te presteren” de grootste factor in de verwachtingen vooraf en in de beoordeling van de huidige toestand na alcohol of placebo werd deze verminderd door alcoholgebruik. De andere items werden samengevoegd tot één factor “neveneffecten”, die, ondanks de verwachtingen van de proefpersonen, niet beïnvloed werd door alcoholconsumptie. Er wordt gesuggereerd dat intoxicatie niet unidimensioneel is en dat deze korte vragenlijst kan worden gebruikt om de verwachtingen van de proefpersonen te controleren.