Een koe zwaait lui met haar staart bij een aanhoudend gezoem, maar de drone blijft op zijn post zweven boven de kudde. De beelden die het verzamelt worden geanalyseerd met gegevens van de dieren en een array van sensoren rond de boerderij. Een paar kilometer verderop handelt de boer op basis van de informatie en besluit hij de kudde te verplaatsen. Virtuele poorten gaan open in een onzichtbare omheining en de drone zendt een signaal uit dat de dieren in beweging brengt. Zulke futuristische veehouderij is niet zo ver weg.
Het houden van dieren voor voedsel roept complexe vragen op. Door hun veelzijdigheid zijn veehouders van cruciaal belang voor het overleven van miljoenen mensen in marginale gebieden. Vlees en zuivel zijn uitstekende bronnen van eiwitten, vitaminen en mineralen, en wanneer ze op de juiste manier worden beheerd, dragen ze bij aan belangrijke functies van het ecosysteem, zoals de vruchtbaarheid van de bodem. Maar er zijn zorgen over de duurzaamheid van de industrie. Vlees is een relatief inefficiënte manier om calorieën te produceren. Vee gebruikt ongeveer 40% van de landbouwgrond in de wereld om 20% van de calorie-inname van de mens te leveren: de verhouding is 12 calorieën van kip voor elke 100 calorieën van graan; rundvlees is 3 op 100. Maar terwijl de veestapel ongeveer een derde van alle graanproductie verbruikt, bestaat 86% van hun plantaardig dieet uit gras, bladeren en ander voedsel dat de mens niet kan eten. Op deze manier, zo wordt beweerd, levert de veestapel een positieve bijdrage aan de voedselzekerheid door het oneetbare eetbaar te maken.
Naarmate het debat voortduurt, neemt ook de vraag toe. In de afgelopen dertig jaar is de vlees- en zuivelconsumptie in lage- en middeninkomenslanden verdrievoudigd, grotendeels onder invloed van de stijgende welvaart en de verstedelijking. Deze groei komt bovenop de reeds enorme vraag in de ontwikkelde landen: de gemiddelde Amerikaan consumeert 222 pond vlees per jaar. Naar verwachting zal de mondiale vraag tegen 2030 met nog eens 80% zijn toegenomen, waardoor ons vermogen om een groeiende bevolking te voeden met de beperkte landbouwgrond op aarde onder zware druk zou kunnen komen te staan. De 1,4 miljard stuks vee in de wereld, plus de miljarden varkens en kippen, beslaan nu al twee miljard hectare grasland, waarvan zo’n 700 miljoen hectare beter zou kunnen worden gebruikt voor het verbouwen van gewassen die rechtstreeks door mensen kunnen worden gegeten. Een mogelijke oplossing, tenzij we allemaal vegetariërs worden, is om landbouwhuisdieren productiever te maken. De gemiddelde landbouwhuisdieren halen misschien niet hun genetisch potentieel als het op produktie aankomt; maar er worden technieken en technologieën ontwikkeld en ingezet om die kloof te dichten en vlees op het menu te houden.
Boeren hebben altijd gestreefd naar efficiency. Millennia lang hebben zij dieren selectief gefokt om hun inherente veerkracht en productiviteit te vergroten: in de VS produceren melkkoeien vier keer zoveel melk als 75 jaar geleden. Met sequentiebepaling van het genoom, kunstmatige inseminatie en embryotransplantatie kan de wetenschap sommige dieren binnenkort tot topproductiviteit brengen. Een en ander wordt ondersteund door betere voeding, waardoor het voer van een dier beter in eiwit kan worden omgezet. Toevoeging van natuurlijke enzymen en organische zuren verhoogt de verteerbaarheid van het voer, waardoor de dieren meer voeding uit een grotere verscheidenheid van armere planten kunnen halen. Het ondersteunt ook een gezondere darm waardoor ze minder vatbaar zijn voor ziekten. Een groeiend inzicht in de precieze voedingsbehoeften van dieren leidt tot voer dat is afgestemd op het optimaliseren van energie, eiwit en vitaminen, terwijl het algehele welzijn wordt verbeterd – betere opbrengsten en gezondere veestapels.
De kern van de visie van de meeste mensen op de landbouw van de toekomst is technologie, en de drones, sensoren en wearables van precisielandbouw dragen allemaal bij aan een grotere efficiëntie. Drones worden steeds vaker gebruikt om de gezondheid en productiviteit van zowel dieren als het land dat ze begrazen te controleren. Een drone die is uitgerust met infraroodsensoren en multispectrum-, hogedefinitiecamera’s kan over grote delen van moeilijk begaanbaar terrein in realtime beelden van kuddes en kuddes verzenden. Dit helpt boeren om snel en gemakkelijk verloren dieren terug te vinden, pasgeboren dieren te identificeren en ziektes in kuddes en individuele dieren te diagnosticeren. Ook tonen drones de conditie van weidegronden, waardoor beslissingen over het verplaatsen van dieren voor voedsel, water of veiligheid onderbouwd worden. Misschien is het zelfs mogelijk het vee te leren een drone te volgen als een high-tech schaapshond voor de lange afstand.
Drones zullen slechts een van de vele digitale inputs zijn die de boer informatie verschaffen. 3D-camera’s bij waterbakken kunnen nauwkeurig het gewicht en de karkasrang van een dier beoordelen voor een optimale opbrengst, terwijl ook mogelijke ziekten kunnen worden opgespoord. Thermische beeldcamera’s in de koeienstal kunnen de ontstekingsziekte mastitis opsporen die de melkproductie vermindert, en camerasystemen in kippenstallen kunnen duizenden individuele vogels in de gaten houden om de gedragsveranderingen te signaleren die met veel pluimveeproblemen gepaard gaan. Slimme halsbanden en wearables zouden op een dag alles kunnen monitoren, van vruchtbaarheid tot gezondheid, met e-tags aan het oor die constant de lichaamstemperatuur meten terwijl Bluetooth-compatibele zweetstrips rapporten sturen over het natrium-, kalium- en glucoseniveau. Zelfs de adem van een koe kan worden geanalyseerd op tekenen van voedingsproblemen. Gewapend met de alomtegenwoordige smartphone kan een boer apps gebruiken voor diagnoses ter plaatse, zoals het opsporen van stofwisselingsziekten bij koeien en varkens aan de hand van slechts een paar snapshots.
Veehouders zijn vroege adopters van robotica, en er wordt snel vooruitgang geboekt in alles van automatische voermachines tot herder bots. Deze technologie is meer dan arbeidsbesparend: geautomatiseerde melkrobots maken het mogelijk koeien te melken volgens hun individuele bioritme, waardoor hun gezondheid en opbrengst verbeteren. Tegelijkertijd registreren robots enorme hoeveelheden informatie. Al deze digitale gegevens worden gesynchroniseerd met software voor bedrijfsbeheer, zodat de veehouder een overzicht krijgt van de gezondheid van een hele kudde en specifieke acties voor individuele dieren. Een uitbreiding hiervan is cybernetisch grazen waarbij gebruik wordt gemaakt van GPS en halsbanden die op de dieren zijn bevestigd om de hoogte van het gras te meten en de kudde naar verse weiden te brengen door virtuele hekken te openen en te sluiten die worden bepaald door stimuli op basis van zicht, geluid of schokken.
Niet alle verbeteringen zijn hightech. Silvopastorale systemen, waarbij dieren grazen tussen struiken en bomen met eetbare bladeren of vruchten, leveren meer melk en vlees op en zijn bovendien beter voor de dieren en het milieu. In Colombia heeft het aanplanten van de struik Leucaena met weidegras de eiwitproductie met 64% doen toenemen, terwijl elders een hogere melkproductie wordt toegeschreven aan dit systeem. Een van de meest radicale mogelijkheden om in onze toekomstige behoeften te voorzien is cellulaire landbouw – het kweken van dierlijke eiwitproducten uit cellen in plaats van dieren. Door vlees te kweken in fabrieken die lijken op brouwerijen zou er minder behoefte zijn aan voer, water en geneesmiddelen en zou er waardevolle landbouwgrond vrijkomen. De wetenschap en de economie worden nog uitgewerkt, maar het zou een waardevolle bijdrage kunnen leveren om de uitdaging aan te gaan, aangezien het erop lijkt dat het verlangen naar vlees groeit, niet verdwijnt.
We stelden enkele grote vragen over een beter leven. Ontdek meer over hoe we ’s werelds grootste uitdagingen kunnen overwinnen op natgeo.com/questionsforabetterlife

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.