Risico op bradyaritmie; observeer alle patiënten op bradycardie gedurende ten minste 6 uur na de eerste dosis met een uurlijkse pols- en bloeddrukmeting. Maak een ECG voorafgaand aan de dosering en aan het einde van de observatieperiode. Indien hartfrequentie (HR) <45 spm (volwassenen), <55 spm (≥12jr) of <60 spm (10-11jr), of nieuw ontstaan 2e graads of hoger AV-blok; bewaken tot resolutie, degenen met de laagste HR na dosering moeten worden bewaakt tot HR stijgt. Symptomatische bradycardie: begin met continue ECG-monitoring tot het probleem is opgelost; indien farmacologische interventie noodzakelijk is, moet de ECG-monitoring ’s nachts worden voortgezet en moeten de monitoringprocedures voor de eerste dosis worden herhaald voor de tweede dosis. Reeds bestaande cardiale aandoeningen (bijv. ischemische hartziekte, voorgeschiedenis van MI, hartstilstand of symptomatische bradycardie, cerebrovasculaire ziekte, CHF, ongecontroleerde hypertensie, recidiverende syncope, onbehandelde slaapapneu, AV-blok, sino-atriumblok), risico op QT-verlenging (bijv. hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, congenitaal lang-QT-syndroom): monitor het ECG ’s nachts na de eerste dosis. Controleer de bloeddruk tijdens de behandeling. Verhoogd risico op infecties (kan fataal zijn). Zorg voor een recente CBC vóór aanvang van de behandeling. Overweeg de behandeling te staken als zich een ernstige infectie ontwikkelt; blijf tot 2 maanden na het staken van de behandeling controleren. Actieve acute of chronische infectie: start de behandeling niet totdat de infectie is opgelost. Test op antilichamen tegen varicella zoster virus; overweeg immunisatie vóór het starten van fingolimod. Overweeg HPV-immunisatie vóór het begin van de behandeling. Voer screening op kanker uit (inclusief Pap-test). Immunosuppressie. Inhouden en evalueren bij eerste teken/symptoom van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Diabetes, voorgeschiedenis van uveïtis: verhoogd risico van maculair oedeem. Controleer de gezichtsscherpte en op visuele stoornissen. Doe oogheelkundig onderzoek op baseline en 3-4 maanden na aanvang van de therapie. Nierfunctiestoornis of ernstige leverfunctiestoornis. ALT, AST, totale bilirubine bepalen vóór het begin van de behandeling (bijv. binnen 6 maanden); periodiek controleren tot 2 maanden na het staken van de behandeling. Bewaken op leverschade; staken indien zich dit voordoet. Behandeling onderbreken indien ALT >3 maal het referentiebereik met totaal bilirubine >2 maal het referentiebereik; niet hervatten indien geen alternatieve etiologie vastgesteld. Ademhalingsstoornissen; zo nodig spirometrie en DLCO verkrijgen. Bewaken op ernstige toename van invaliditeit na staken van de behandeling. Maligniteiten. Overweeg tumefactieve MS indien ernstige terugval van MS optreedt tijdens (m.n. initiëring) of na staken van de behandeling. Verricht periodiek huidonderzoek (m.n. bij risicofactoren); let op verdachte huidlaesies en evalueer indien waargenomen. Voltooi alle immunisaties bij kinderen voorafgaand aan de start. Ouderen. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd adviseren effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens en gedurende 2 maanden na het staken van het gebruik. Zwangerschap: status uitsluiten voorafgaand aan inleiden. Zogende moeders.